Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/1531/GA, 28 augustus 2012, beroep
Uitspraakdatum:28-08-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/1531/GA

betreft: [klager]- datum: 28 augustus 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R. Delgado, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 4 mei 2012 van de beklagcommissie bij de locatie Hoogvliet,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 10 augustus 2012, gehouden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel, is klagers raadsman, mr. R. Delgado, gehoord. Klager heeft - blijkens een verklaring van 10 augustus 2012 - afstand gedaan
van het recht om ter zitting te worden gehoord. De plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de locatie Hoogvliet, [...], heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, wegens het niet opvolgen van opdrachten van het personeel tijdens een ziekenhuisbezoek.
Het beklag betreft tevens het feit dat klager in het ziekenhuis niet buiten aanwezigheid van het personeel met de arts mocht spreken.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt - zakelijk weergegeven - toegelicht. Uit het schriftelijke verslag van 21 februari 2012 blijkt niet dat klager opdrachten van het personeel niet heeft opgevolgd.
Aangezien klager tijdens een eerder ziekenhuistransport met een broekstok was getransporteerd, heeft hij hierom gevraagd. Ook is hij in het ziekenhuis per ongeluk te ver doorgelopen. Er is discussie geweest over de handelwijze van het personeel. Klager
is niet op zijn mond gevallen en heeft het recht om zijn mening te uiten. In het ziekenhuis heeft hij verzocht de arts onder vier ogen te spreken. Dit werd geweigerd. Hij heeft tijdens een eerder ziekenhuisbezoek wel een gesprek met de arts onder vier
ogen gehad. Klager heeft daarop besloten dat hij dan geen gesprek met de arts wilde. Iedereen heeft recht op een persoonlijk gesprek met een arts, ook gedetineerden. Er waren ook mogelijkheden om het gesprek zonder het personeel van de inrichting te
laten plaatsvinden, bijvoorbeeld door klager te boeien. In de inrichting vindt een gesprek met de arts ook plaats zonder dat het personeel daarbij aanwezig is. Bovendien waren er in de spreekkamer van de arts maar twee deuren en er waren twee
personeelsleden, zodat beide deuren konden worden bewaakt. De dienstinstructie biedt de mogelijkheid om een uitzondering te maken. Dat, zoals de directeur stelt, klager heeft getekend voor begeleid transport, spreekt voor zich. Indien klager niet had
getekend, was hij niet naar het ziekenhuis getransporteerd. De beklagcommissie heeft overwogen dat klagers belang van een vertrouwelijk gesprek met de arts moet wijken voor het veiligheidsbelang. Dit is volgens klager te kort door de bocht. Er is
immers
altijd een veiligheidsbelang. Verder heeft de beklagcommissie ten onrechte overwogen dat niet is aangetoond dat het medisch noodzakelijk was dat klager op dat moment een arts diende te bezoeken. Volgens klager hoeft hij dit niet aan te tonen, aangezien
zijn medische toestand persoonlijk is. Klager verzoekt om een tegemoetkoming van € 7,50 per dag dat hij is opgesloten in een andere verblijfsruimte dan een strafcel en een tegemoetkoming van € 27,50 voor het beletten van een vertrouwelijk gesprek met
de
arts en een tevergeefs ziekenhuistransport met onnodige irritaties.

De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt schriftelijk als volgt - zakelijk weergegeven - toegelicht. De opgelegde straf is volgens de directeur niet onredelijk of onbillijk. Uit het schriftelijke verslag blijkt
dat klager op een verbaal agressieve manier tegen het personeel is ingegaan, waarna hij de opdracht van het personeel onder protest, fysiek afwerend en met tegenzin heeft uitgevoerd. Dit verbaal agressieve verweer van klager en zijn non coöperatieve en
fysiek afwerende houding bij de minste of geringste noodzakelijke aanraking, kan worden gezien als het niet (onmiddellijk) opvolgen van opdrachten van het personeel. Juist bij een transport naar en behandeling in het ziekenhuis is het van belang dat
het
personeel handelt conform hetgeen is bepaald in de dienstinstructie. Volledige medewerking van gedetineerden is daarbij cruciaal. Klager was van de regels op de hoogte, aangezien hij van tevoren heeft getekend voor een transport dat onder constante
bewaking plaatsvindt. Klager is door eerdere ervaringen en detenties niet onbekend met de heersende regels. Hoezeer het ook begrijpelijk is dat klager zijn medische klachten alleen met de arts wilde bespreken, het belang van klagers veiligheid, de
veiligheid van de arts en de andere mensen in het ziekenhuis, alsmede het minimaliseren van het gevaar voor het onttrekken aan detentie, vorderen dat het personeel constante bewaking biedt. Zoals aan klager is medegedeeld tijdens het consult aan de
arts, hebben alle personeelsleden een ambtseed afgelegd en zijn zij gehouden om vertrouwelijke gegevens vertrouwelijk te behandelen.

3. De beoordeling
Uit de schriftelijke mededeling van 22 februari 2012 blijkt dat klager disciplinair is gestraft, omdat hij tijdens het ziekenhuistransport opdrachten van het personeel niet heeft opgevolgd. De beroepscommissie is van oordeel dat uit de gang van zaken
zoals omschreven in het schriftelijke verslag van 21 februari 2012 blijkt dat in feite geen sprake is geweest van het niet opvolgen dan wel niet uitvoeren van opdrachten van het personeel. Derhalve is sprake van een gebrekkige motivering en zal het
beroep in zoverre gegrond worden verklaard. De uitspraak van de beklagcommissie zal in zoverre worden vernietigd en het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard. De beroepscommissie ziet echter geen aanleiding voor het toekennen van een
tegemoetkoming
aan klager nu op grond van hetgeen is vermeld in het schriftelijke verslag voldoende aannemelijk is geworden dat klager zich bij herhaling heeft opgesteld en heeft gehandeld op een wijze waardoor de goede gang van zaken bij het transport en het bezoek
aan het ziekenhuis werd verstoord.

Klager is door het personeel van de locatie Hoogvliet naar het ziekenhuis vervoerd. In artikel 2.7. over medisch transport van de “Transportinstructie intern bijstandsteam” is - onder meer - bepaald dat “ het onderzoek (door de behandelaar) geschiedt
in
bijzijn van de transportgeleider. De transportgeleider neemt daarbij discretie in acht”. Verder is daarin bepaald dat “indien een behandelaar uitdrukkelijk te kennen heeft gegeven een gedetineerde slechts buiten de tegenwoordigheid van de
transportgeleider te willen onderzoeken of behandelen, hieraan slechts gehoor wordt gegeven als de wagencommandant dit verantwoord acht; zoals het beveiligen van raam- en deuruitgangen”. Nu niet gebleken is dat de arts een uitdrukkelijk verzoek heeft
gedaan om klager te spreken en te onderzoeken of te behandelen buiten de aanwezigheid van het personeel, acht de beroepscommissie de - namens de directeur genomen - beslissing tot weigering van een gesprek met de arts buiten de tegenwoordigheid van het
personeel, niet onredelijk of onbillijk. Het beroep zal in zoverre ongegrond worden verklaard.

3. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van de oplegging van de disciplinaire straf gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager geen tegemoetkoming
toekomt.
De beroepscommissie verklaart het beroep voor het overige ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.J.G. Bleichrodt, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. A. van Waarden, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 28 augustus 2012

secretaris voorzitter

Naar boven