Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/1485/TA, 27 augustus 2012, beroep
Uitspraakdatum:27-08-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/1485/TA

betreft: [klager] datum: 27 augustus 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 12 april 2012 van de alleensprekende beklagrechter bij FPC Veldzicht te Balkbrug, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 9 augustus 2012, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, is namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...], juridisch medewerker, gehoord
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij geen gebruik gemaakt van de gelegenheid te worden gehoord.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de beslissing om een bedrag van € 175,= niet van de rekening van medepatiënt R. naar de rekening van klager over te maken.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Klager heeft in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Er is sprake van contractbreuk.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager zou een bedrag van € 350,= geleend hebben aan medepatiënt R. en deze zaak gaat over de terugbetaling van de tweede termijn van € 175,=. Het is niet zo dat, zoals klager stelt, een personeelslid betrokken is geweest bij die geldlening of bij de
overdracht van het geld door klager aan R. Wel is een personeelslid betrokken geweest bij het opstellen van de brief, waarbij R. de inrichting toestemming heeft gegeven geld van zijn rekening aan klager over te maken. Patiënten kunnen niet zelf geld
van
hun rekening bij de inrichting overmaken.
De eerste (terug)betaling van € 175,= is gedaan, maar de tweede betaling van
€ 175,= is vanwege ruis rond betrokkenheid van klager en R. bij drugshandel stopgezet, omdat de inrichting niet meewerkt aan geldstromen voor drugshandel. Medepatiënt R. was er wel erg happig op dat de tweede betaling zou plaatsvinden. Aanvankelijk
heeft onderzoek naar klagers betrokkenheid bij drugshandel niets opgeleverd, maar er zijn vele aanwijzingen dat dit nog steeds of weer speelt.
Klager is overigens niet-ontvankelijk in zijn beklag, omdat het niet overmaken van de € 175,= de wijze van behandelen betreft. Klager en R. hebben niet willen zeggen waarom R. het geld van klager leende. Wat betreft klager is er ruis over betrokkenheid
bij drugshandel en wat betreft R. bestaat ruis over drugsgebruik. Dit wordt in hun behandeling meegenomen.

3. De beoordeling
Vaststaat dat het beklag van klager ziet op de weigering van de inrichting een geldbedrag van de rekening van medepatiënt R. aan klager over te maken, welk bedrag een deel van door klager aan R. geleend geld zou betreffen. Klager klaagt daarom over een
inbreuk op zijn eigendomsrecht, waardoor hij op grond van artikel 56, eerste lid, onder e, Bvt ontvankelijk is in zijn beklag.
De omstandigheid dat ten aanzien van klager betrokkenheid bij drugshandel wordt vermoed en dit wordt meegenomen in zijn behandeling kan daaraan niet afdoen.

Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Gelet op de ruis rond de betrokkenheid van klager bij drugshandel en het gebruik van drugs door medepatiënt
R. én op de omstandigheid dat geen van beiden openheid over de reden van de lening hebben willen geven, heeft de inrichting in redelijkheid kunnen beslissen de tweede termijn € 175,= niet van de rekening van R. naar klager over te maken, ondanks het
feit dat R. daarvoor wel toestemming heeft gegeven.
Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.M. van Woensel, voorzitter, drs. M.R. Daniel MPM en mr.drs. L.C. Mulder, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 27 augustus 2012

secretaris voorzitter

Naar boven