Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/2044/GB, 16 augustus 2012, beroep
Uitspraakdatum:16-08-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 12/2044/GB

Betreft: [klager] datum: 16 augustus 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. H.M.S. Cremers, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 28 juni 2012 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar een Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 11 april 2012 gedetineerd. Hij verblijft op de Extra Zorg Voorziening (EZV) van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Grave.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Nu klager op de EZV is geplaatst wordt door de selectiefunctionaris erkend dat klager extra zorg nodig heeft. De rechter-commissaris acht klagers psychische gesteldheid ook zorgwekkend en
indiceert een plaatsing op een bijzondere zorgafdeling. Klager is een LVB-er met persoonlijkheidsproblematiek en ernstige GHB verslaving. Onder invloed van drugs heeft hij meerdere inbraken gepleegd (dan wel pogingen daartoe ondergaan). Hij heeft
zichzelf vrijwillig onder behandeling gesteld van Novadic-Kentron en wordt intensief begeleid door de Stichting Humanitas. Klager heeft inmiddels ook een WAJONG uitkering. Op de EZV waar klager thans verblijft wordt geen behandeling aangeboden. Met de
zwakbegaafdheid van hem wordt nauwelijks rekening gehouden. De psycholoog van de inrichting heeft kennelijk geen aanleiding gezien voor een indicatie voor overplaatsing naar het PPC, maar heeft hier geen schriftelijk verslag van opgemaakt. Hierdoor
zijn
de bevindingen van de psycholoog ook niet te toetsen. Daarom wordt verzocht dat de bevindingen van de psycholoog aan het dossier ter toetsing worden toegevoegd. Conform artikel 20c, sub a, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing
gedetineerden (de Regeling) dient klager vanwege zijn verslavingsproblematiek en zijn verstandelijke beperking in een PPC te worden geplaatst. Plaatsing in het PPC van de p.i. Vught ligt voor de hand in verband met het regionaliseringsbeginsel.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Op 26 april 2012 is er namens klager een verzoek ontvangen om hem over te plaatsten naar het PPC van de p.i. Vught. Dit verzoek is naar de p.i. Grave doorgestuurd om het in behandeling te nemen. Hierop heeft de inrichting niet gereageerd in de zin dat
er geen selectieadvies is opgemaakt. Recent bleek dat klagers raadsvrouw hier niet van op de hoogte is gesteld. Op 27 juni 2012 is contact gezocht met de p.i. Grave en is verzocht de stukken van de raadsvrouw (van 26 april 2012) naar het bureau
selectiefunctionarissen te sturen. Mede op basis van deze stukken is de onderhavige beslissing genomen. Volgens inlichtingen van de psycholoog van de inrichting verbleef klager op de EZV en ging het dusdanig goed met hem dat er geen aanleiding was om
hem over te plaatsen naar een PPC.

4. De beoordeling
4.1. In artikel 20c van de Regeling wordt bepaald dat in een PPC gedetineerden kunnen worden geplaatst ten aanzien van wie: “a. in verband met een psychiatrische stoornis, een persoonlijkheidsstoornis, psychosociale problematiek,
verslavingsproblematiek of een verstandelijke beperking, forensische zorg is geïndiceerd; b. in verband met de vraag of forensische zorg is geïndiceerd, nadere observatie is vereist.” In de toelichting op deze bepaling is aangegeven dat de PPC’s worden
aangewezen als huis van bewaring en als gevangenis (op grond van artikel 9 van de Pbw) bestemd voor de onderbrenging van gedetineerden die een bijzondere opvang behoeven (op grond van artikel 14 van de Pbw).

4.2. De beslissing tot plaatsing of overplaatsing naar het PPC wordt conform artikel 15 van de Pbw door de selectiefunctionaris genomen. In de toelichting op artikel 20c van de Regeling wordt daarover het volgende aangegeven: “Daaraan voorafgaand
brengt de directeur van de inrichting waar de gedetineerde op dat moment verblijft aan de selectiefunctionaris advies uit over de behoefte aan forensische zorg, op basis van screening en indicatiestelling door het psycho-medisch overleg van de
inrichting of het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie.”

4.3. Uit de stukken blijkt dat de psycholoog van de inrichting is verzocht om een advies uit te brengen over de vraag of er sprake is van een indicatie om klager over te plaatsen naar een PPC. De psycholoog heeft aangegeven dat er geen indicatie is
voor plaatsing in een PPC en heeft derhalve ook geen selectieadvies uitgebracht. Voorts heeft de psycholoog aangegeven dat klagers verblijf op de EZV goed verloopt. Derhalve kan naar het oordeel van de beroepscommissie de op de onder 3.2 genoemde
gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol,
voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van P.A.M. Peters, secretaris, op 16 augustus 2012

secretaris voorzitter

Naar boven