Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/4394/GA, 16 juli 2012, beroep
Uitspraakdatum:16-07-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/4394/GA

betreft: [klager] datum: 16 juli 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Ter Apel,

gericht tegen een uitspraak van 6 december 2011 van de alleensprekende beklagrechter bij voormelde p.i., gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 12 maart 2012, gehouden in de locatie Ooyerhoek Zutphen, zijn gehoord [...] en [...], beiden juridisch medewerker bij de p.i. Ter Apel.

Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.
Klagers raadsvrouw, mr. J.B. Pieters, heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid te worden gehoord ter zitting van de beroepscommissie. Klagers raadsvrouw heeft schriftelijk verzocht om aanhouding van de behandeling in verband met de behandeling
van
een ander in behandeling zijnd beroep van klager.

Van het horen van de vertegenwoordigers van de directeur is verslag opgemaakt, in welk verslag het verzoek om aanhouding is afgewezen en waarbij is bepaald dat klager en de raadsvrouw in de gelegenheid worden gesteld binnen veertien dagen na ontvangst
van het verslag schriftelijk te reageren op de inhoud daarvan. Klager noch de raadsvrouw hebben van die gelegenheid gebruik gemaakt. Op 29 mei 2012 heeft klagers raadsvrouw alsnog een nadere schriftelijke toelichting op het beroep gegeven.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, waarvan twee dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie maanden, wegens verbale agressie jegens inrichtingspersoneel.

De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
Namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Allereerst wordt volhard bij hetgeen in het beroepschrift naar voren is gebracht.
De voorzitter van de beklagcommissie heeft de klacht aangemerkt als klacht tegen een beslissing van de directeur. De directeur gaat ervan uit dat hier sprake was van een klacht gericht tegen de bejegening van klager door medewerkers van de inrichting.
Klager heeft, toen de klacht werd aangeboden aan de maandcommissaris, niet aangegeven dat het zou gaan om een hem opgelegde disciplinaire straf. Volgens de directeur voldeed de klacht daarom niet aan de eis dat het om een beslissing van de directeur
zou
moeten gaan. Klager is naar aanleiding van het voorval gehoord en hem is naar aanleiding daarvan de onderhavige disciplinaire straf opgelegd. Omdat de beklagrechter het beklag gegrond heeft verklaard en de directeur nog steeds van mening is dat klager
niet-ontvankelijk had moeten worden verklaard in zijn beklag, is door de directeur beroep ingesteld.

Door en namens klager is het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep gehandhaafd.

3. De beoordeling
De beroepscommissie acht voldoende aannemelijk dat klager heeft bedoeld een klacht in te dienen tegen de aan hem door de directeur opgelegde disciplinaire straf. Tegen een dergelijke beslissing staat beklag open op grond van artikel 60 van de Pbw. De
beklagrechter heeft klager daarom op goede gronden ontvankelijk kunnen achten. De omstandigheid dat klager omstandig ingaat op de aanleiding voor zijn (strafwaardige) gedrag jegens het personeel, doet daaraan niet af.
De beroepscommissie acht voorts voldoende aannemelijk dat klager zich jegens het inrichtingspersoneel zodanig heeft gedragen, dat dit – bij afweging van alle in aanmerking komende belangen – de oplegging van een disciplinaire straf als de onderhavige
kon rechtvaardigen. Gelet daarop kan de uitspraak van de beklagrechter niet in stand blijven en dient het beklag alsnog ongegrond te worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr J.A.M. de Wit, voorzitter, drs. R.K. Boelens en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 16 juli 2012

secretaris voorzitter

Naar boven