Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/0858/JA, 7 augustus 2012, beroep
Uitspraakdatum:07-08-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/858/JA

betreft: [klager] datum: 7 augustus 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van twee bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften, ingediend door mr. M.P. Friperson, namens

[...], geboren op [1993], verder te noemen klager,

gericht tegen twee mondelinge uitspraken van 12 maart 2012 van de beklagcommissie bij de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) Teylingereind te Sassenheim, uitgewerkt in één schriftelijke uitspraak van 12 maart 2012,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraken waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak zijn gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 26 juli 2012, gehouden in de locatie Eikenstein van de j.j.i. De Heuvelrug te Zeist, zijn gehoord klagers raadsvrouw mr. M.P. Friperson en namens de directeur van j.j.i. Teylingereind[...], jurist, en [...],
manager primair proces en plaatsvervangend directeur.
Hoewel voor vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft klager daarvan geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. afzondering op de eigen kamer van 14 februari 2012, 10.00 uur tot 15 februari 2012, 10.00 uur,
b. uitsluiting van deelname aan de activiteit onbegeleid verlof op 15 februari 2012,
c. intrekking van onbegeleid verlof van 17 februari 2012 tot 22 februari 2012.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
a. en b. Klager is in strijd met de wet niet gehoord alvorens de maatregelen zijn opgelegd.
Klager noemt het incident met S. geen vechtpartij, maar een vechtpartijtje zoals dat wel vaker in de inrichting voorkomt. Klager en S. hebben in de ochtend van 15 februari 2012 een herstelgesprek gehad, waarna zij elkaar de hand hebben geschud. De
gemoederen waren gesust. Daarmee was de zaak voor klager afgedaan. Het verlof van die dag had daarom in de middag alsnog doorgang kunnen vinden. Dit geldt temeer, nu klager het slachtoffer was.
c. De beslissing van 17 februari 2012 is te laat aan klager uitgereikt. Klagers raadsvrouw heeft klager ’s avonds na de vechtpartij bezocht. Klager deelde haar mee dat hij twee formulieren zou krijgen en daarna zou worden gehoord. Onbekend is welke
twee
formulieren klager heeft gekregen. Een formulier betreffende een op 17 februari 2012 opgelegde disciplinaire straf bevindt zich niet bij de stukken.
Klagers raadsvrouw heeft met klagers moeder gesproken. Klagers mentor had haar gevraagd wat er de laatste tijd met klager aan de hand was. Klagers moeder heeft toen verscheidene opties genoemd, waarbij het woord onttrekking is gevallen, maar zij heeft
meteen in dat gesprek aangegeven dat zij niet verwacht dat klager zich zou gaan onttrekken. Verder heeft de inrichting geen feiten en omstandigheden genoemd die in redelijkheid konden leiden tot het oordeel dat het risico bestond dat klager zich zou
gaan onttrekken. Onvoldoende is gemotiveerd waarom het noodzakelijk was het onbegeleid verlof voor vijf dagen in te trekken.

Namens de directeur is in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
a. en b. Klager en S. zijn vanwege een vechtpartij tussen hen op 14 februari 2012 beiden op hun kamer geplaatst. De vechtpartij vond plaats tijdens activiteiten, waarbij meerdere jongeren aanwezig waren. Het was een heftig incident. Volgens daarbij
aanwezige medewerkers kreeg klager de eerste klap, maar is klager door blijven trappen tegen S. nadat deze al op de grond lag. Binnen 24 uur zijn verscheidene gesprekken met klager gevoerd. Daarbij is hem ook uitgelegd dat zijn gedrag niet goed is en
dat zijn onbegeleid recreatief verlof op 15 februari 2012 niet door kon gaan vanwege mogelijke risico’s, omdat de inrichting bang was dat klager weer in de fout zou gaan als hij S. zou tegenkomen. Dit verlof is bij wijze van ordemaatregel ingetrokken.
Op 15 februari 2012 heeft een herstelgesprek plaatsgevonden. Daarna zou normaal gesproken het incident zijn afgehandeld. Nu de vechtpartij vanwege een eerder conflict tussen klager en S. is ontstaan, bestond er aanleiding om extra voorzichtig te zijn
en
het verlof op 15 februari 2012 niet door te laten gaan. De inrichting heeft in redelijkheid beide ordemaatregelen mogen nemen.
Nu eerst in beroep is aangevoerd dat klager niet tijdig is gehoord, kan klager daarin niet worden ontvangen. Overigens is klager wel gehoord daar de redenen van de maatregelen met hem zijn besproken.
c. Op 17 februari 2012 is het onbegeleid verlof ingetrokken vanwege het vermoeden van onttrekking. Op 16 februari 2012 bleek dat klagers moeder aan klagers mentor had verteld dat zij bang was dat klager zich mogelijk aan een van zijn geplande verloven
zou onttrekken. Dit gesprek vond telefonisch plaats op 14 februari 2012. Genoemd vermoeden was voldoende grond voor de verlofintrekking. Een melding van mogelijke onttrekking neemt de inrichting serieus, in dit geval te meer daar klager niet lekker in
zijn vel en in zijn behandeling zat. De verlofintrekking is als voorzorgsmaatregel genomen om geen risico te lopen. Met klager en zijn moeder hebben verscheidene gesprekken plaatsgevonden. In een gesprek van klagers moeder met klager heeft zij klager
verteld dat zij bedoeld vermoeden naar de mentor had uitgesproken. Achteraf heeft klagers moeder de inrichting verteld dat zij niet had bedoeld dat klager zich zou gaan onttrekken.
Gezien klagers betrokkenheid bij de vechtpartij, het vermoeden van mogelijke onttrekking tijdens verlof en de stagnatie in de behandeling is het de verantwoordelijkheid van de inrichting om de risico’s van verlof opnieuw in te schatten en te bepalen.
Dit is van belang voor de ongestoorde tenuitvoerlegging van de pij-maatregel en de veiligheid van personen en goederen in de samenleving. Het verlof is voor vijf dagen ingetrokken om gedurende die periode te bekijken wat de stand van zaken is, of de
verklaring van klagers moeder klopt en hoe verder kan worden gegaan. Door deze verlofintrekking heeft klager een middag recreatief onbegeleid verlof naar de sportschool gemist op dinsdag 21 februari 2012. Het begeleid verlof naar klagers moeder (in het
kader van multi dimensional family therapy) heeft op 20 februari 2012 wel doorgang gevonden.
Nu eerst in beroep is aangevoerd dat de beslissing te laat is uitgereikt, kan klager daarin niet worden ontvangen. Overigens is klager op 17 februari 2012 een formulier verlofintrekking als disciplinaire straf uitgereikt. Omdat dit niet juist was, is
hem op 21 februari 2012 een rectificatie uitgereikt, die zich bij de stukken bevindt.

3. De beoordeling
a. en b.
In beroep heeft klager gesteld dat hij in strijd met de wet niet voor maar na het nemen van de beslissing tot het opleggen van beide ordemaatregelen is gehoord. Op grond van de stukken en het behandelde ter zitting stelt de beroepscommissie vast dat
klager in overeenstemming met artikel 61, eerste en derde lid, Bjj in ieder geval op 14 februari 2012 is gehoord.

Op grond van de stukken en het behandelde ter zitting is voldoende aannemelijk dat klager en S. betrokken waren bij een vechtpartij, waarbij klager weliswaar de eerste klap heeft gekregen, maar is blijven doortrappen tegen S. nadat deze al op de grond
lag. De directeur heeft op die grond, in het belang van de handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting, in redelijkheid op 14 februari 2012 aan klager een kamerplaatsing gedurende 24 uur mogen opleggen. Voorts heeft de directeur tevens in
redelijkheid mogen beslissen klagers verlof de volgende dag geen doorgang te laten vinden en klager de ordemaatregel van uitsluiting van deelname aan de activiteit onbegeleid verlof mogen opleggen. Daarbij is in aanmerking genomen dat op 15 februari
2012 nog een herstelgesprek moest plaatsvinden en dat de vechtpartij op 14 februari 2012 volgens verklaring van de inrichting verband hield met een eerder conflict tussen klager en S. en dat nog moest blijken hoe klager zich na het herstelgesprek zou
gaan gedragen.

Het beroep zal daarom in zoverre ongegrond worden verklaard.

c.
In beroep heeft klager gesteld dat de beslissing van 17 februari 2012 op 21 februari 2012 aan hem is uitgereikt. Op grond van de stukken en het behandelde ter zitting acht de beroepcommissie voldoende aannemelijk dat klager op of omstreeks 17 februari
2012 bij vergissing een beslissing tot intrekking van verlof bij wijze van disciplinaire straf is uitgereikt en dat hem op 21 februari 2012 daarvan een rectificatie is uitgereikt, inhoudende dat het verlof vanaf 17 februari 2012 gedurende vijf dagen is
ingetrokken.

Zoals ter zitting namens de directeur is verklaard is de grond voor de intrekking van onbegeleid verlof van vrijdag 17 tot 22 februari 2012 gelegen in een vermoeden dat klager zich tijdens verlof zal onttrekken. Dit vermoeden is, zoals ter zitting is
verklaard, door klagers moeder uitgesproken in een telefoongesprek met klagers mentor op dinsdag 14 februari 2012.
Op grond van het behandelde ter zitting neemt de beroepscommissie als vaststaand aan dat de verlofintrekking feitelijk alleen heeft geleid tot het niet doorgaan van onbegeleid recreatief verlof naar de sportschool op dinsdag 21 februari 2012. Na de
vechtpartij van 14 februari 2012 heeft de volgende dag een herstelgesprek plaatsgevonden. Niet is gesteld of gebleken dat in de periode daarna tot en met 21 februari 2012 sprake was van bijzondere omstandigheden rond het gedrag van klager. Op 20
februari 2012 heeft het begeleid verlof naar klagers moeder plaatsgevonden, kennelijk zonder dat er extra voorzorgsmaatregelen nodig waren. Verlofintrekking gedurende een aantal dagen kan proportioneel zijn om te bezien of er aanwijzingen voor
onttrekking zijn. Niet is gesteld of gebleken dat er daadwerkelijk aanwijzingen waren dat klager zich dinsdag 21 februari 2012 aan het onbegeleide verlof zou onttrekken. Klager heeft zich een dag eerder tijdens zijn begeleid verlof niet onttrokken. In
het licht van deze feiten en omstandigheden acht de beroepscommissie het niet door laten gaan van klagers onbegeleide verlof naar de sportschool op 21 februari 2012 disproportioneel. Verlofintrekking dient immers niet langer te duren dan noodzakelijk.
In de daaropvolgende dagen is er nog verder contact geweest met de moeder waarin zij heeft toegelicht dat zij niet het vermoeden of aanwijzingen had dat klager zich zou gaan onttrekken tijdens het verlof.

Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De directeur is in de gelegenheid gesteld zijn standpunt hieromtrent te bepalen. De beroepscommissie stelt deze vast op € 15,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van de onderdelen a. en b. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden.

De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel c. gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag op dit onderdeel alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager ten laste van de directeur een tegemoetkoming toekomt van € 15,=.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.J.C. Koens, voorzitter, prof. dr. P.H. van der Laan en mr. E. Lucas, leden, bijgestaan door mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 7 augustus 2012

secretaris voorzitter

Naar boven