Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/0538/GV, 8 mei 2002, beroep
Uitspraakdatum:08-05-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/538/GV

betreft: [klager] datum: 8 mei 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (PBW) heeft kennis genomen van een op 5 maart 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing d.d. 25 februari 2002 van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Door en namens klager is aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit is als volgt toegelicht.
Klager wilde de verjaardag van zijn dochtertje vieren met zijn familie en vriendin. Hij ziet zijn kinderen nooit, omdat hij ze niet naar de inrichting wil laten komen.
In reactie op het advies van de politie Haaglanden betwist klager nadrukkelijk dat hij of iemand van zijn familie vanaf het adres van zijn ouders te Wateringen bedreigingen hebben geuit. Klager noch andere familieleden zijn hieroverdoor de politie gehoord. De informatie van de politie wordt op geen enkele wijze onderbouwd.
Klager erkent dat in september 2001 op zijn cel een mobiele telefoon is aangetroffen. Hij had deze van de kapster gekregen die in de inrichting werkt, omdat zij contact met hem wilde. Hij heeft er nooit om gevraagd. Hij is hiervoordisciplinair gestraft en zijn overplaatsing naar een halfopen inrichting is ook niet door gegaan. Klager heeft nadien geen rapporten meer gekregen. Het is onredelijk het feit dat hij eenmalig in de fout is gegaan elke keer opnieuwaan de orde te stellen.
Verlof wordt in de laatste fase van de detentie verleend als voorbereiding op de terugkeer naar de maatschappij. Er is onvoldoende aangetoond dat klager tijdens een verlof een gevaar zou kunnen opleveren voor slachtoffers en/ofgetuigen. Er zijn dienaangaande ook geen nadere voorwaarden gesteld bij de strafoplegging.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Uit informatie van de politie Haaglanden blijkt dat klager en enkele familieleden in het verleden bedreigingen hebben geuit jegens slachtoffers en getuigen. Op grond daarvan is er een reële kans op confrontatiegevaar.
Tijdens een inspectie van klagers cel is contrabande aangetroffen, namelijk een mobiele telefoon met oplader waarmee klager, naar eigen zeggen, meerdere malen heeft getelefoneerd. Dit heeft tot gevolg gehad dat zijn overplaatsingnaar een halfopen inrichting is afgewezen en hij thans in een normaal beveiligde inrichting verblijft.
De directeur van de inrichting bracht op grond van bovenstaande gegevens een negatief advies uit. Er bestaat geen vertrouwen in een goed verloop van het verlof.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
Vanuit de gevangenis Zoetermeer is aangegeven dat het gedrag van klager niet als problematisch wordt ervaren. Gelet echter op de vondst van een mobiele telefoon met oplader bij een celinspectie, de gewijzigde selectie van eenbeperkt beveiligde inrichting naar een normaal beveiligde inrichting en het onderbouwde negatieve advies van de politie, wordt geadviseerd het verlof niet te verlenen.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket Den Haag is akkoord met het gevraagde verlof.
Vanuit de politie Haaglanden is op 29 januari 2002 aangegeven dat klager en enkele familieleden in het verleden bedreigingen hebben geuit naar slachtoffers en getuigen danwel betrokkenen. Dit gebeurde vanaf een adres te Wateringenalwaar klager met zijn ouders woonachtig is. Op grond hiervan wordt een confrontatie met slachtoffers, getuigen en betrokkenen niet uitgesloten geacht. Het advies luidt om klager geen weekendverlof te verlenen.

3. De beoordeling
Klager ondergaat gevangenisstraffen van respectievelijk 4 jaar met aftrek terzake van overtreding van de Wet wapens en munitie, mensenhandel meermalen gepleegd en voorgezette handeling van mensenhandel in vereniging meermalengepleegd (oud), een maand terzake van bedreiging en principale hechtenis van 14 dagen. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 18 december 2002. Aansluitend dient hij eventueel subsidiaire hechtenis van intotaal 45 dagen te ondergaan.

Het beroep is gericht tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal 6 verlofaanvragen indienen.

De beroepscommissie overweegt dat de vondst van een mobiele telefoon met oplader op klagers cel in september 2001 in combinatie met de informatie van de politie over de bedreiging van bij de strafzaak betrokkenen vanuit de woningvan klagers ouders, contra-indicaties opleveren voor verlof.
Derhalve is de afwijzing door de Minister van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting niet in strijd met de wet en kan deze, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgrondenzoals bedoeld in artikel 4 onder d en g van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI), evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op

secretaris voorzitter

Naar boven