Nummer: 12/1637/GB
Betreft: [klager] datum: 3 augustus 2012
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. T.M.D. Buruma, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 24 mei 2012 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) afgewezen.
2. De feiten
Klager is sedert 26 april 2010 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Dordrecht.
3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Het feit dat de selectiefunctionaris geen gegevens kan vinden over de bewoners van het verlofadres is onbegrijpelijk. Ze wonen al sinds 2000 op het door klager opgegeven verlofadres. De selectiefunctionaris had, alvorens hij de informatie uit het
proces-verbaal omtrent het verlofadres overnam, na kunnen vragen bij de bewoonster of zij nog op het door klager opgegeven verlofadres woonachtig is. De personen die woonachtig zijn in klagers buurt en deelnemen aan een terroristische organisatie zijn
geen verdachten in de strafzaak waarvoor klager thans in detentie verblijft. Klager wordt verdacht van deelname aan de Tamil Tijgers, waarvan de rechtbank heeft geoordeeld dat deze organisatie niet als terroristische organisatie is aan te merken. Er is
dan ook geen reden om aan te nemen dat de omgeving van het verlofadres een zeer hoge kans op recidive oplevert. Het feit dat klager is veroordeeld voor het plegen van meerdere strafbare feiten in het verleden, wil niet zeggen dat hij zal recidiveren.
Klager is niet eerder in aanraking gekomen met justitie. Klager is door zijn verblijf in detentie veranderd. Het Openbaar Ministerie (OM) is van mening dat detentiefasering zou leiden tot grote maatschappelijke onrust in de Tamilgemeenschap, hetgeen
onvoldoende is onderbouwd. Klager is niet veroordeeld voor een delict gericht op het leven, een gewelds- of zedendelict. Het enkele feit dat klager in hoger beroep mogelijk een hogere straf opgelegd krijgt, is onvoldoende reden om niet uit te gaan van
de straf in eerste aanleg. De raadsman verwijst hierbij naar een uitspraak van de beroepscommissie van 15 mei 2007 (07/0475/GB). Klagers gezin lijdt onder het feit dat klager in detentie verblijft. Verlof zal bijdragen aan het behouden van een sterke
band met zijn gezin. Klager gedraagt zich in de inrichting naar behoren.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager verblijft in detentie wegens deelname aan een criminele organisatie. Hij zou zich hebben beziggehouden met witwassen, afpersen van Tamils in Nederland en overtreding op de Wet Kansspelen. Hij zou dit onder andere hebben gedaan om fondsen te
werven voor humanitaire hulp en ondersteuning van de gewapende strijd in Sri Lanka. Het OM stelt een fors hogere straf te eisen in hoger beroep. Klagers recidivekans moet als hoog gezien worden nu klager de strafbare feiten heeft gepleegd vanuit een
ideologie. Gelet op het advies van de politie moet het verlofadres als onaanvaardbaar aangemerkt worden. De selectiefunctionaris acht de kans op maatschappelijke onrust in geval van het verlenen van vrijheden groot en baseert zich hierbij op het vonnis
van de rechtbank.
4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk
risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.
4.2. In de toelichting op dit artikel (Stcr. 12 september 2000, nr. 176, pagina 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een
belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de
preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en
achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.
4.3. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie neemt hierbij in aanmerking
dat het OM negatief heeft geadviseerd over overplaatsing naar een b.b.i. Klager is in eerste aanleg veroordeeld tot vijf jaar gevangenisstraf ter zake van deelneming aan een terroristische organisatie. Het hoger beroep staat op 30 juli 2012 gepland op
zitting. Het OM eist in hoger beroep een hogere straf dan waarvoor klager in eerste aanleg veroordeeld is. Klager heeft tijdens zijn huidige detentie niet eerder verlof genoten. De aard, zwaarte en achtergrond van het delict in combinatie met de
naderende zittingsdatum maken dat het beroep ongegrond wordt verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol,
voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in
tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 3 augustus 2012
secretaris voorzitter