Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/1732/GB, 3 augustus 2012, beroep
Uitspraakdatum:03-08-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 12/1732/GB

Betreft: [klager] datum: 3 augustus 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 29 mei 2012 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar de gevangenis van de locatie Zoetermeer afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 22 juni 2011 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Dordrecht.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager heeft verzocht om overplaatsing naar de gevangenis van de locatie Zoetermeer in verband met het ontvangen van bezoek. Klagers belangrijkste bezoeker is zijn vrouw. Klagers vrouw woont en werkt in Den Haag en zij heeft geen auto.
De selectiefunctionaris stelt dat klager eerder in het selectieadvies heeft aangegeven dat hij niet geplaatst wilde worden in de locatie Zoetermeer. Dat is juist. Klager heeft de reden daarvoor echter nooit aangegeven. Klager wilde op dat moment niet
geplaatst worden in de locatie Zoetermeer, omdat een medeverdachte van klager in de locatie Zoetermeer verbleef. Klager wenst thans wel op de wachtlijst voor de locatie Zoetermeer geplaatst te worden.
In tegenstelling tot hetgeen de selectiefunctionaris stelt, ontvangt klager geen bezoek.
Klager heeft tevens om overplaatsing verzocht, omdat een medeverdachte van klager ook in de p.i. Dordrecht verblijft. Klager vindt het onprettig dat hij deze persoon met regelmaat ziet.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is na zijn veroordeling in eerste aanleg geplaatst in de p.i. Dordrecht. Klager wilde niet geplaatst worden in de locatie Zoetermeer. De selectiefunctionaris heeft klager geplaatst in de p.i. Dordrecht, een overlooplocatie voor de regio Den
Haag,
omdat er een lange wachtlijst is voor plaatsing in de locatie Zoetermeer. Klager geeft thans aan dat hij overgeplaatst wil worden naar de locatie Zoetermeer in verband met het ontvangen van bezoek. Uit de stukken is gebleken dat klager iedere week
bezoek ontvangt. Tevens is gebleken dat hij bezoek zonder toezicht ontvangt. De afstand tussen de Den Haag en de p.i. Dordrecht is niet zodanig lang dat het tot bezwaren zou moeten leiden. Bezoekproblemen zijn inherent aan het ondergaan van detentie.
Klager geeft tevens aan dat hij overgeplaatst wil worden omdat een medeverdachte van klager in de p.i. Dordrecht verblijft. Uit de aanvullende stukken is niet gebleken dat klager problemen heeft met de medeverdachte. Het tegenovergestelde is eerder het
geval. De medeverdachte van klager is overgeplaatst naar een andere afdeling, omdat hij heeft aangegeven bang te zijn voor klager.

4. De beoordeling
Klager verzoekt om overplaatsing naar de locatie Zoetermeer in verband met het ontvangen van bezoek en het feit dat een medeverdachte van klager tevens gedetineerd is in de p.i. Dordrecht. Bezoekproblemen zijn inherent aan het ondergaan van de detentie
en zij vormen, behoudens bijzondere omstandigheden, geen selectiecriterium. Hetgeen klager heeft aangevoerd omtrent de bezoekproblemen kan niet als een bijzondere omstandigheid worden aangemerkt. Uit de stukken blijkt bovendien dat klager niet
verstoken
is van bezoek.
Klager geeft aan dat hij het onprettig vindt dat hij zijn medeverdachte met regelmaat ziet. Nu klagers medeverdachte reeds is overgeplaatst naar een andere afdeling van de p.i. Dordrecht en niet is gebleken dat klager problemen heeft met zijn
medeverdachte, is de beroepscommissie van oordeel dat hetgeen klager heeft aangevoerd omtrent de problemen met zijn medeverdachte geen grond voor overplaatsing vormt. Gelet op het vorenstaande kan de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde
beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van L.A.M. Karels, secretaris, op 3 augustus 2012

secretaris voorzitter

Naar boven