Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/1761/GB, 3 augustus 2012, beroep
Uitspraakdatum:03-08-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 12/1761/GB

Betreft: [klager] datum: 3 augustus 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.C.B. Dionisius, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 30 mei 2012 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 27 december 2008 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de p.i. Dordrecht.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager is in eerste aanleg veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 10 jaar. Klager verblijft inmiddels 3,5 jaar in de p.i. Dordrecht. Klager dient nog 3 jaar en 2 maanden in detentie te verblijven. Klager heeft de laatste jaren
nauwelijks bezoek gehad, omdat het voor zijn familieleden praktisch onmogelijk is om hem vanuit Utrecht in de p.i. Dordrecht te bezoeken.
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek afgewezen op twee gronden. In de eerste plaats stelt de selectiefunctionaris dat de p.i. Dordrecht goed bereikbaar is vanuit de regio Utrecht. Klager is van mening dat de selectiefunctionaris in
redelijkheid
niet tot dit oordeel heeft kunnen komen, althans dat dit oordeel zonder nadere motivering onbegrijpelijk is. Klager heeft om overplaatsing verzocht, omdat de personen van wie hij bezoek wenst te ontvangen hem niet (gemakkelijk) kunnen bezoeken in de
p.i. Dordrecht. De grond voor afwijzing van klagers verzoek is kennelijk de geografische bereikbaarheid. Het is echter niet louter de bereikbaarheid die maakt dat klager geen of nauwelijks bezoek ontvangt. De reistijd vormt ook een belangrijk aspect.
Indien klager dichter bij zijn sociale omgeving wordt geplaatst, zal het bezoeken van klager voor zijn sociale omgeving minder tijdrovend en dus minder belastend zijn. Het aantal bezoeken zal daardoor toenemen, hetgeen klagers resocialisatie en zijn
gemoedstoestand zal bevorderen.
Klager heeft gedurende zijn verblijf in de p.i. Dordrecht een aanzienlijk medisch dossier opgebouwd. Klager is van mening dat zijn klachten niet serieus worden genomen, althans dat hem een adequate medische behandeling wordt onthouden. De medische
dienst van de p.i. Dordrecht is echter van mening dat klagers klachten hoofdzakelijk psychisch zijn. Indien klagers gevoel juist is, is het beter voor hem om overgeplaatst te worden naar een andere inrichting waar hij ‘blanco’ door de medische dienst
kan worden ontvangen, hetgeen wellicht tot andere inzichten en een adequate behandeling leidt. Indien de medische dienst van de p.i. Dordrecht het bij het juiste eind heeft, kunnen de in oorsprong psychische klachten van klager wellicht verholpen
worden
door meer aandacht van zijn sociale omgeving.
In de tweede plaats stelt de selectiefunctionaris dat klagers softdruggebruik geen aanleiding geeft om aan het verzoek van klager tegemoet te komen. Klager beschikt niet over bescheiden ten aanzien van het gestelde softdruggebruik. Klager kan hier
derhalve niet op ingaan. De vraag is echter of het gebruik van softdrugs een contra-indicatie vormt voor een honorering van het verzoek. Indien en voor zover vast zou komen te staan dat klager in strijd met de geldende regels softdrugs heeft gebruikt
binnen de p.i., dan is daarvoor een sanctiestelsel. Het gestelde softdruggebruik kan derhalve geen reden vormen om de verzochte overplaatsing, in verband met de handhaving van de orde in de p.i. Dordrecht, af te wijzen. De beslissing van de
selectiefunctionaris heeft op dit punt dan ook een punitief karakter. Het afwijzen van het verzoek tot overplaatsing moet derhalve worden gezien als ‘détournement de pouvoir’.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager heeft verzocht om overplaatsing van de p.i. Dordrecht naar de p.i. Nieuwegein vanwege bezoektechnische redenen. De selectiefunctionaris heeft dit verzoek afgewezen, omdat niet is aangetoond dat klagers bezoek niet of slecht in staat is om te
reizen. Bezoekproblemen zijn inherent aan het ondergaan van de detentie. Klager ontvangt ondanks de mogelijke problemen voor zijn bezoekers wel bezoek in de p.i. Dordrecht. De p.i. Dordrecht heeft melding gemaakt van klagers ordeverstorend gedrag en
frequente druggebruik. Het druggebruik van klager is niet primair gebruikt als grond voor de afwijzing van klagers verzoek. De selectiefunctionaris heeft klager mee willen geven dat zijn gedrag (en het druggebruik) meewegen in de beoordeling van een
verzoek tot overplaatsing.
In beroep voert klager tevens aan dat hij problemen heeft met de medische verzorging in de p.i. Dordrecht. Een overplaatsing zou een positief effect kunnen hebben op de medische klachten van klager. Het vorenstaande vormt echter geen grond voor
overplaatsing. Er staan hier andere rechtsmiddelen voor open, zoals het raadplegen van een eigen arts of het indienen van een bezwaar tegen medisch handelen.

4. De beoordeling
Klager verzoekt om overplaatsing naar de p.i. Nieuwegein teneinde bezoek te kunnen ontvangen van zijn familie. Bezoekproblemen zijn echter inherent aan het ondergaan van de detentie en zij vormen, behoudens bijzondere omstandigheden, geen
selectiecriterium. Klagers stelling dat het voor zijn familieleden praktisch onmogelijk is om hem in de p.i. Dordrecht te bezoeken, is niet feitelijk onderbouwd. Uit het selectieadvies blijkt bovendien dat klager niet verstoken is van bezoek. De
beroepscommissie is derhalve van oordeel dat de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Het beroep
zal daarom ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol,
voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van L.A.M. Karels, secretaris, op 3 augustus 2012

secretaris voorzitter

Naar boven