Nummer: 12/1669/GB
Betreft: [klager] datum: 2 augustus 2012
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. H.G. Klootwijk, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 23 mei 2012 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel ongegrond verklaard.
2. De feiten
Klager is sedert 24 oktober 2011 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring van de locatie Noordsingel Rotterdam. Op 27 april 2012 is hij geplaatst in de gevangenis van de p.i. Krimpen aan den IJssel, waar een regime van algehele gemeenschap
geldt.
3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager komt blijkens het selectieadvies van de inrichting reeds vanaf 20 februari 2012 in aanmerking voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.). Klagers einddatum is
19 oktober 2012. De plaatsing en overplaatsing van onherroepelijk veroordeelden geschiedt in principe op basis van het beginsel van detentiefasering. Deze aanpak is gebaseerd op het resocialisatiebeginsel als neergelegd in artikel 2 van de Pbw. Op
grond
van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (de Regeling) komen gedetineerden die een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden in beginsel in aanmerking voor plaatsing in een b.b.i. De
selectiefunctionaris is niet ingegaan op het advies van het Multi Disciplinair Overleg (MDO) en het advies dat blijkt uit het re-integratieplan “binnen beginnen.” In beide adviezen wordt plaatsing in een b.b.i. geadviseerd. Bij plaatsing in een b.b.i.
zal klager in beeld worden gebracht bij de nazorg van de gemeente Rotterdam. Hierdoor zal hij na detentie mogelijk een beperkter maatschappelijk risico vormen. Klagers vrouw is in verwachting van hun achtste kind en is op 7 juni 2012 uitgerekend.
Derhalve is het van groot belang dat hij zijn vrouw tijdens de reguliere verloven kan ondersteunen in de thuissituatie.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. De politie adviseert negatief over plaatsing in een b.b.i. in verband met klagers recidiverisico. Door de reclassering wordt zijn recidiverisico ingeschat als hoog. Uit
het uittreksel van het justitieel documentatieregister volgt dat klager zeer kort na invrijheidsstelling uit een vorige detentie weer strafbare feiten heeft gepleegd. De resocialisatiegedachte en het ondersteunen van zijn gezin zijn van belang, maar
hij
heeft hierin ook een eigen verantwoordelijkheid, die hij niet heeft genomen door weer zeer snel strafbare feiten te gaan plegen.
4. De beoordeling
4.1. De gevangenis van de p.i. Krimpen aan den IJssel is een inrichting voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.
4.2. Klager, die in eerste aanleg is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van algehele gemeenschap worden geplaatst. Klager wenst te worden overgeplaatst naar een b.b.i.
4.3. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden komen naast zelfmelders voor plaatsing in een b.b.i. in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk risico vormen, een
strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.
4.4. In de toelichting op dit artikel (Stcr. 12 september 2000, nr. 176, pagina 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een
belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de
preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en
achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.
4.5. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Hierbij neemt de beroepscommissie in aanmerking
dat uit de stukken en met name uit het uittreksel van het justitieel documentatieregister blijkt dat klagers recidiverisico hoog en reëel is. Bovendien heeft de politie negatief geadviseerd met betrekking tot zijn verlofadres, omdat klager veel van
zijn
delicten heeft gepleegd in de omgeving van het verlofadres.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van P.A.M. Peters, secretaris, op 2 augustus 2012
secretaris voorzitter