Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/1059/GA, 31 juli 2012, beroep
Uitspraakdatum:31-07-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/1059/GA

betreft: [klager] datum: 31 juli 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Ter Apel,

gericht tegen een uitspraak van 21 maart 2012 van de alleensprekende beklagrechter bij de p.i. Ter Apel, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 9 juli 2012, gehouden in de locatie De Karelskamp te Almelo, zijn [...] en [...], respectievelijk plaatsvervangend vestigingsdirecteur en juridisch medewerker bij de p.i. Ter Apel, gehoord.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een strafcel, wegens bedreiging van inrichtingspersoneel.

De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard ten aanzien van de aard en hoogte van de opgelegde disciplinaire straf, een en ander op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De beklagrechter was van mening dat met een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in de eigen cel had kunnen worden volstaan. De directeur blijft bij zijn standpunt dat de oorspronkelijke disciplinaire straf recht deed aan de ernst van feiten.
Klager heeft in de inrichting meerdere malen medegedetineerden bedreigd. Daarbij is ook sprake geweest van mogelijke bedreiging met een mes. Toen hij daarop werd aangesproken door het inrichtingspersoneel, heeft hij ook bedreigingen geuit jegens het
personeel. Dat was voor de directeur uiteindelijk de aanleiding voor het opleggen van onderhavige disciplinaire straf. Klager, die aanspreekbaar was, bleef ondanks waarschuwingen doorgaan met zijn bedreigingen naar het personeel. Gevreesd werd dat de
vader van klager, die in verband met zijn gedrag bekend is in de inrichting, een personeelslid buiten de inrichting op zou wachten om de bedreigingen van klager kracht bij te zetten. Dat personeelslid is toen eerder naar huis moeten gaan om een
mogelijke escalatie te voorkomen. Het verhaal van het mes, waarvan in de stukken sprake is, is gebaseerd op vermoedens en was geen grond om aan klager een straf op te leggen. Bij de aard en duur van de opgelegde disciplinaire straf is rekening gehouden
met persoonlijke omstandigheden van klager. Als de straf in de eigen cel ten uitvoer was gelegd, had dat confrontaties met medegedetineerden kunnen opleveren. Klager is na zijn verblijf in de strafcel teruggekeerd op de verblijfsafdeling. Sindsdien
hebben zich met hem geen nieuwe incidenten meer voorgedaan.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Uit de inlichtingen van de directeur en uit de ter zake opgemaakte verslagen wordt voldoende aannemelijk dat klager personeelsleden (ernstig) heeft bedreigd. Dat gedrag rechtvaardigt, nu eveneens voldoende aannemelijk is geworden dat de directeur bij
de
bepaling van de aard en hoogte van de disciplinaire straf rekening heeft gehouden met alle in aanmerking komende belangen, de oplegging van een disciplinaire straf als de onderhavige. Gelet daarop kan de uitspraak van de beklagrechter niet in stand
blijven en dient het beklag alsnog ongegrond te worden verklaard.
Nu het beklag alsnog ongegrond zal worden verklaard, is er geen aanleiding voor het toekennen van enige tegemoetkoming.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr J.A.M. de Wit, voorzitter, dr. M. Kooyman en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 31 juli 2012

secretaris voorzitter

Naar boven