Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/1777/GB, 26 juli 2012, beroep
Uitspraakdatum:26-07-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 12/1777/GB

Betreft: [klager] datum: 26 juli 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.G.C. van Riet, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 1 juni 2012 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de penitentiaire inrichting (p.i.) Lelystad ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 30 oktober 2011 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring van de locatie Havenstraat te Amsterdam. Op 25 mei 2012 is hij geplaatst in de p.i. Lelystad, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager heeft verzocht om plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.). Dit verzoek is afgewezen. Klager is op 16 maart 2012 veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 18 maanden onvoorwaardelijk. Klager dient thans nog
tweederde van zijn straf uit te zitten. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (de Regeling) komen voor plaatsing in een b.b.i. in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en
maatschappelijk
risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres. Klager is van mening dat hij aan deze voorwaarden voldoet. Klagers strafrestant bedraagt minder dan 18 maanden. Er is geen sprake van
vluchtgevaar. In verband hiermee verwijst klager naar zijn verblijf in de locatie Tafelbergweg te Amsterdam in het kader van de isd-maatregel. Hij is gedurende zijn verblijf in de locatie Tafelbergweg altijd van zijn verlof teruggekeerd. Klager
beschikt
tevens over een aanvaardbaar verlofadres. Het adres van zijn moeder is gedurende zijn verblijf in de locatie Tafelbergweg ook beschouwd als een aanvaardbaar verlofadres.
Het bureau selectie- en detentiebegeleiding van de locatie Havenstraat heeft positief geadviseerd ten aanzien van plaatsing in een b.b.i. Dit sluit aan bij de in het vonnis van de rechtbank opgelegde bijzondere voorwaarde. Het is de bedoeling dat
klager
na zijn detentie begeleid zal gaan worden door GGZ Inforsa justitiële verslavingszorg Amsterdam. Indien klager met verlof mag, zal hij langzaam aan de maatschappij kunnen wennen. Hierdoor zal de aansluiting met de hulpverlening beter verlopen.
De advocaat-generaal en het Coördinatiebureau Terugdringen Recidive (TR) hebben bezwaar gemaakt tegen klagers plaatsing in een b.b.i. Geen van beide bezwaren is echter op klagers persoon en zijn persoonlijke omstandigheden toegesneden. De
advocaat-generaal heeft allereerst bezwaar vanwege het risico van ongewenste confrontatie met slachtoffers of anderszins betrokkenen bij het door klager gepleegde misdrijf. Hierbij wordt verwezen naar de verwondingen die twee personen hebben opgelopen.
Het gaat echter slechts om kleine verwondingen. De rechtbank heeft niet bewezen verklaard dat klager stekende bewegingen heeft gemaakt en zij heeft hem vrijgesproken van de ten laste gelegde poging tot doodslag of toebrengen van zwaar lichamelijk
letsel.
Klager heeft een lang strafblad en er is wellicht kans op recidive. Klager is echter in het verleden niet onbetrouwbaar gebleken in het nakomen van met hem gemaakte afspraken. Evenmin is er een risico op een niet-ongestoord verlof als gevolg van de
gestoorde of agressieve persoonlijkheid van klager. Tijdens de eerder door klager genoten verloven hebben zich nooit agressieve of criminele incidenten voorgedaan.
Het Coördinatiebureau TR heeft algemene opmerkingen gemaakt ten aanzien van de inschatting van het recidiverisico, het onttrekken aan voorwaarden en het risico op letselschade. Deze opvattingen lijken betrekking te hebben op de periode na detentie,
maar
niet op een situatie waarin een gedetineerde vanuit een inrichting met verlof gaat. Bovendien wordt geen rekening gehouden met het feit dat klagers isd-maatregel niet op een isd-waardige wijze is geëindigd, wat de kans op recidive heeft vergroot. Het
Coördinatiebureau TR adviseert klager in een gesloten regime te plaatsen en te starten met de interventies. Het Coördinatiebureau TR geeft niet aan waarom deze interventies niet vanuit de b.b.i. opgestart zouden kunnen worden. Uit het selectieadvies
blijkt dat klager zich goed gedraagt in de inrichting en uit het reclasseringsrapport blijkt dat hij gemotiveerd is voor behandeling.
Er is onvoldoende rekening gehouden met de specifieke omstandigheden en belangen van klager.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager wilde in een b.b.i. geplaatst worden. Dit verzoek is afgewezen. Uit het selectieadvies blijkt dat klager veelvuldig met justitie in aanraking is gekomen. Klager heeft vanaf zijn zeventiende levensjaar strafbare feiten gepleegd, hij is al dertig
jaar verslaafd aan harddrugs en hij is afhankelijk van alcohol. Klager heeft reeds een keer een isd-maatregel opgelegd gekregen, maar dit mocht niet baten. Hij werd uitgesloten van hulp na een incident. Na de beëindiging van de isd-maatregel heeft
klager een geweldsdelict gepleegd. De selectiefunctionaris acht de kans op herhaling van klagers gedrag groot.
Door de rechtbank zijn voorwaarden opgelegd, te weten een verplichte behandeling bij een Forensisch Psychiatrische Kliniek. Deze behandeling kan tijdens de detentie opgestart worden. De selectiefunctionaris vindt het maatschappelijk niet verantwoord om
klager in een inrichting met meer vrijheden te plaatsen zonder dat hij is behandeld. De maatschappij dient beschermd te worden tegen personen die blijven recidiveren. Klager heeft laten zien dat hij het niet kan laten om delicten te plegen wanneer hij
buiten de inrichting is.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal
achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. In de toelichting op dit artikel (Stcr. 12 september 2000, nr. 176, pagina 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een
belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de
preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en
achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie neemt hierbij in aanmerking
dat klager veelvuldig in aanraking is geweest met justitie. Uit de TR-rapportage blijkt dat deze recidive het gevolg is van een combinatie van factoren, te weten een drugsverslaving, afhankelijkheid van alcohol, een verstandelijke beperking en
problemen
met agressiebeheersing. Het recidiverisico en het risico op het zich onttrekken aan de voorwaarden worden ingeschat als hoog. Tevens wordt het risico op letselschade ingeschat als hoog, omdat klager veelvuldig diefstallen heeft gepleegd die gepaard
zijn
gegaan met geweld. De beroepscommissie meent dat de selectiefunctionaris, gelet op klagers verslaving en veelvuldige recidive, in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat klager vooralsnog niet in aanmerking komt voor plaatsing in een b.b.i. Het beroep
zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van L.A.M. Karels, secretaris, op 26 juli 2012

secretaris voorzitter

Naar boven