Nummer: 12/1275/GB
Betreft: [klager] datum: 26 juli 2012
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 13 april 2012 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar een Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) of naar een inrichting met een kleine setting afgewezen.
2. De feiten
Klager is sedert 16 januari 2008 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de locatie De Schie te Rotterdam op de afdeling voor beheersproblematische gedetineerden (b.p.g.).
3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager verblijft reeds 16,5 maand op een b.p.g.-afdeling. Het gaat al een geruime tijd goed en klager is van mening dat de selectiefunctionaris dit mee had moeten wegen in zijn beslissing.
De selectiefunctionaris acht klager ongeschikt voor overplaatsing naar een inrichting met een regime van algehele gemeenschap. Hij heeft dit oordeel gebaseerd op klagers gedrag in detentie. Klager is een aantal malen weggeplaatst van een
beheersafdeling. Klager betwist dat die wegplaatsingen te maken hadden met zijn gedrag. Klager is recentelijk van de locatie Zoetermeer overgeplaatst naar de locatie De Schie vanwege problemen met het gebouw. Klager is vanuit de penitentiaire
inrichting Vught overgeplaatst naar de locatie Zoetermeer op advies van een psycholoog. Deze overplaatsingen zijn derhalve niet aan het gedrag van klager te wijten.
Klager heeft gedurende zijn detentie in zes verschillende inrichtingen verbleven. Hij heeft na een incident ruim een jaar in een bijzonder beheersregime verbleven. Daarna zijn er geen incidenten meer geweest. De rapporten zijn derhalve gedateerd. De
gedragsdeskundige geeft aan dat er geen agressieve escalaties zijn geweest. De mate van risico is ingeschat als normaal. Klager staat niet op de lijst van gedetineerden met een vlucht- en maatschappelijk risico.
Hier komt bij dat het incident dat ten grondslag ligt aan klagers overplaatsing naar een bijzonder beheersregime heeft plaatsgevonden in de locatie De Schie. Hoewel klager heeft aangegeven spijt te hebben van het incident en goed gedrag laat zien,
lijkt
het erop dat hem minder voorrechten worden verleend.
Klager heeft niet verzocht om overplaatsing naar een inrichting met een regime van algehele gemeenschap. Hij wenst overgeplaatst te worden naar een PPC, een Penitentiair Selectie Centrum (PSC) of een andere inrichting met een kleine setting.
Klager is niet geïnformeerd over het selectieadvies van 4 april 2012. Op belangrijke punten is klager het niet eens met dit verslag en hij kan hierover opheldering verschaffen. Klager wenst zijn beroepschrift mondeling toe te lichten.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager heeft tijdens zijn verblijf in de locatie Zoetermeer een brief geschreven waarin hij heeft aangegeven dat hij moeite heeft met het b.p.g.-regime. Klager in inmiddels overgeplaatst naar de locatie De Schie vanwege aanpassingen aan het gebouw van
de locatie Zoetermeer. De selectiefunctionaris acht klager op dit moment niet geschikt voor overplaatsing naar een inrichting met een regime van algehele gemeenschap, omdat klager gedurende zijn detentie betrokken is geweest bij meerdere incidenten.
De locatie De Schie heeft tevens aangegeven dat het verblijf van klager in het begin meestal goed verloopt, maar dat er na verloop van tijd problemen ontstaan. De selectiefunctionaris heeft na afwijzing van klagers verzoek telefonisch informatie aan
klagers raadsvrouw gegeven over de verschillende differentiatiemogelijkheden in inrichtingen. In beroep stelt klager dat hij niet gevraagd heeft om overplaatsing naar een inrichting met een regime van algehele gemeenschap, maar om overplaatsing naar
een
PPC of een inrichting met een kleine setting. Plaatsing in een PPC is niet geïndiceerd en derhalve is overplaatsing naar een PPC niet mogelijk. Een overplaatsing naar een inrichting met een kleine setting is ook niet mogelijk, omdat het gevangeniswezen
geen inrichtingen met een kleine setting heeft. De afdelingen voor beperkt gemeenschapsgeschikten en de Landelijke afdeling beheersgevaarlijke gedetineerden zijn opgeheven en derhalve is er geen differentiatie meer tussen de b.p.g.-afdeling en een
inrichting met een regime voor algehele gemeenschap.
De selectiefunctionaris acht klager, gelet op zijn gedrag in detentie en het feit dat hij veel structuur en duidelijkheid nodig heeft, ongeschikt voor overplaatsing naar een inrichting met een regime van algehele gemeenschap.
4. De beoordeling
4.1. Door en namens klager is verzocht het beroep ter zitting toe te lichten. Nu onvoldoende gemotiveerd is waarom klager zijn beroep mondeling wil toelichten en de beroepscommissie zich voldoende ingelicht acht om op het beroep te beslissen, wijst
de beroepscommissie het verzoek af.
4.2. In artikel 20c van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing gedetineerden (de Regeling) wordt bepaald dat in een PPC gedetineerden kunnen worden geplaatst ten aanzien van wie: “a. in verband met een psychiatrische stoornis, een
persoonlijkheidsstoornis, psychosociale problematiek, verslavingsproblematiek of een verstandelijke beperking, forensische zorg is geïndiceerd; b. in verband met de vraag of forensische zorg is geïndiceerd, nadere observatie is vereist.” In de
toelichting op deze bepaling is aangegeven dat de PPC’s worden aangewezen als huis van bewaring en als gevangenis (op grond van artikel 9 van de Pbw) bestemd voor de onderbrenging van gedetineerden die een bijzondere opvang behoeven (op grond van
artikel 14 van de Pbw).
4.3. De beslissing tot plaatsing of overplaatsing naar het PPC wordt conform artikel 15 van de Pbw door de selectiefunctionaris genomen. In de toelichting op artikel 20c van de Regeling wordt daarover het volgende aangegeven: “Daaraan voorafgaand
brengt de directeur van de inrichting waar de gedetineerde op dat moment verblijft aan de selectiefunctionaris advies uit over de behoefte aan forensische zorg, op basis van screening en indicatiestelling door het psycho-medisch overleg van de
inrichting of het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie.”
4.4. Klager verzoekt om overplaatsing naar een PPC of een inrichting met een kleine setting. Nu plaatsing in een PPC niet geïndiceerd is, komt klager niet in aanmerking voor overplaatsing naar een PPC. Uit de Regeling blijkt dat de
selectiefunctionaris slechts een beperkt aantal selectiemogelijkheden heeft. De overplaatsing van klager naar een inrichting met een kleine setting behoort niet tot deze mogelijkheden. Gelet op het vorenstaande kan de op de onder 3.2 genoemde gronden
gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van L.A.M. Karels, secretaris, op 26 juli 2012
secretaris voorzitter