Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/1460/GB, 26 juli 2012, beroep
Uitspraakdatum:26-07-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 12/1460/GB

Betreft: [klager] datum: 26 juli 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 26 april 2012 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Hoogeveen ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 12 september 2011 gedetineerd. Hij verbleef in de p.i. Lelystad. Op 30 maart 2012 is hij overgeplaatst naar de gevangenis van de p.i. Hoogeveen, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
De selectiefunctionaris stelt dat de inrichtingen in Amsterdam geen afdelingen hebben voor langgestraften. In de omgeving van Amsterdam zijn echter wel inrichtingen met afdelingen voor langgestraften, zoals de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard en de
p.i. Nieuwegein. Klagers bezoekers moeten nu 2,5 uur reizen om klager te kunnen bezoeken.
Klager bevond zich volgens de selectiefunctionaris op een afdeling waar hij niets te zoeken had. Dit is echter iets anders dan het aanwezig zijn op een verboden afdeling. Klager is van mening dat hij op de afdeling aanwezig mocht zijn. Klager vraagt
zich af waarom de mensen die zijn veiligheid in gevaar hadden kunnen brengen niet zijn overgeplaatst.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
De directie van de p.i. Lelystad heeft verzocht om een overplaatsing van klager. Dit verzoek is ingediend naar aanleiding van een rapport dat klager op 23 maart 2012 aangezegd heeft gekregen. Klager bevond zich op 21 maart 2012 op een deel van de
afdeling waar hij zich niet had mogen begeven. Op dat deel van de afdeling had klager kennelijk onenigheid met een medegedineerde. Op 22 maart 2012 heeft klager een medegedetineerde bedreigd waarbij hij mogelijk de nek van de medegedetineerde met een
scherp voorwerp heeft geraakt en beschadigd. Tevens is er een aantal klappen uitgedeeld. Het personeel van de afdeling heeft gezien dat klager met een mes in zijn hand richting een medegedetineerde liep. Deze situatie werd als dreigend en intimiderend
ervaren en als een medewerker niet naar klager had geroepen, had het slecht kunnen aflopen. Klager is naar aanleiding van dit incident ingesloten in zijn cel. Klager is van mening dat hij op deze afdeling aanwezig mocht zijn. Uit hetgeen de directeur
aan de selectiefunctionaris heeft medegedeeld blijkt echter dat klager niet op de bewuste afdeling aanwezig had mogen zijn. In het selectieadvies is tevens aangegeven dat klager eerder medegedetineerden heeft bedreigd en door medegedetineerden is
bedreigd.
Klager is niet overgeplaatst naar een inrichting in Amsterdam, omdat de inrichtingen in Amsterdam geen afdelingen hebben voor langgestraften. Klager diende, gelet op de situatie, snel te worden overgeplaatst en de p.i. Hoogeveen had op korte termijn
plaats voor klager.

4. De beoordeling
4.1. De gevangenis van de p.i. Hoogeveen is een inrichting voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. Klager, die in eerste aanleg is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van algehele gemeenschap worden geplaatst.

4.3. Uit de stukken blijkt dat aan klager op 23 maart 2012 een ordemaatregel is opgelegd vanwege het afpersen, bedreigen en mogelijk verwonden van een medegedetineerde. Tevens blijkt uit de stukken dat klager in de p.i. Lelystad reeds tweemaal
intern
is overgeplaatst naar aanleiding van een aantal incidenten. De beroepscommissie meent derhalve dat de selectiefunctionaris in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat het vorenstaande een contra-indicatie vormt voor continuering van klagers verblijf in
deze inrichting. De beslissing om klager over te plaatsen naar de p.i. Hoogeveen is, gelet op de korte termijn waarbinnen de overplaatsing gerealiseerd diende te worden, begrijpelijk. Bovendien zijn bezoekproblemen inherent aan het ondergaan van
detentie en vormen zij, behoudens bijzondere omstandigheden, geen selectiecriterium. De beroepscommissie is derhalve van oordeel dat de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in
aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van L.A.M. Karels, secretaris, op 26 juli 2012

secretaris voorzitter

Naar boven