Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/1785/GB, 7 augustus 2012, beroep
Uitspraakdatum:07-08-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 12/1785/GB

Betreft: [klager] datum: 7 augustus 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.J. Sol, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 4 juni 2012 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 15 oktober 2010 gedetineerd. Hij verblijft sedert 12 maart 2012 in de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) van de locatie Maashegge te Overloon.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
De selectiefunctionaris heeft de beslistermijn, ondanks herhaaldelijk aandringen, met een week overschreden. Het beroep dient derhalve gegrond te worden verklaard.
De beslissing op klagers verzoek tot overplaatsing naar een z.b.b.i. is inhoudelijk nagenoeg dezelfde als de afwijzende beslissing op het verzoek tot overplaatsing naar een b.b.i. Nu klagers verzoek tot overplaatsing naar een b.b.i., na een procedure
bij de RSJ, is toegewezen, had de selectiefunctionaris het verzoek tot overplaatsing naar een z.b.b.i. niet nogmaals op dezelfde gronden mogen afwijzen. Deze gronden zijn immers reeds door de beroepscommissie van de RSJ getoetst en te licht bevonden.
De
gronden voor de gegrondverklaring van het beroep zijn ook in het onderhavige geval van toepassing. Klager heeft inmiddels een aantal keer regimair verlof genoten en hij is zelfstandig vanuit de locatie Torentijd naar de locatie Maashegge gereisd. Er
hebben zich geen bijzonderheden voorgedaan en de door klager genoten vrijheden zijn goed verlopen. Klager zou storend gedrag hebben vertoond, maar de onderbouwing daarvan was zwak en het gedrag heeft geen aanleiding gegeven tot het opleggen van
disciplinaire straffen. De directeur van de locatie Maashegge heeft positief geadviseerd ten aanzien van het verzoek tot overplaatsing naar een z.b.b.i. Het advies van het Openbaar Ministerie ten aanzien van overplaatsing naar een z.b.b.i. is eveneens
positief.
Namens klager is in het bezwaarschrift uitgebreid ingegaan op de redenen voor de afwijzing van het verzoek. De selectiefunctionaris heeft geen van deze argumenten besproken of weerlegd in de beslissing op bezwaar van 4 juni 2012. De bestreden
beslissing
is derhalve ondeugdelijk te noemen.
De selectiefunctionaris heeft bij het nemen van de beslissing niet alle beschikbare informatie meegewogen. Klager heeft, terwijl de procedure voor overplaatsing naar een b.b.i. nog liep, bij de locatie Torentijd te Middelburg, waar klager op dat moment
nog verbleef, reeds een verzoek tot overplaatsing naar een z.b.b.i. ingediend. Bij de beoordeling van het verzoek tot overplaatsing naar een z.b.b.i. is de selectiefunctionaris slechts uitgegaan van de informatie die vanuit de locatie Torentijd is
toegezonden. De selectiefunctionaris heeft het gedrag van klager in de locatie Maashegge niet meegewogen. Op klagers gedrag in de locatie Maashegge is niets aan te merken. Klager heeft een baantje als reiniger.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
De overschrijding van de beslistermijn met een week houdt verband met de vele verplichte vrije dagen in de maanden april en mei en met de toezending van een aanvullend bezwaarschrift dat is gedateerd op 11 mei 2012.
De selectiefunctionaris is van mening dat de selectiebeslissing en de beslissing op bezwaar voldoende zijn gemotiveerd.
De selectiefunctionaris heeft de informatie die namens klager is aangedragen meegewogen in zijn beslissing op bezwaar. Klager is op 12 maart 2012 geplaatst in een b.b.i. Het selectieadvies is gedateerd op 5 april 2012. Klagers verblijfsduur in de
b.b.i.
van de locatie Maashegge is te kort om vast te kunnen stellen of zijn functioneren verbeterd is. Klager heeft storend gedrag vertoond en een p.i.w.-er geprovoceerd door tegen de p.i.w.-er te zeggen: “Je hebt toch niks gezien. Als je me rapport zou
geven, win je toch niet.”
Klager verbleef bij de aanvang van deze detentie in de locatie Noordsingel Rotterdam. In het selectieadvies van de locatie Noordsingel Rotterdam staat vermeld dat klager, nadat hij niet meer in beperking verbleef, ander gedrag vertoonde. Klager diende
regelmatig gecorrigeerd te worden. Klagers introverte karakter zou debet zijn aan het niet geven van openheid van zaken. Dit lijkt in strijd te zijn met hetgeen tevens over klager gerapporteerd wordt. Uit de rapportage blijkt namelijk dat klager graag
een praatje maakt en veel contact met anderen heeft.
Klager heeft tijdens de behandeling van het door hem ingestelde beroep tegen de afwijzing van zijn verzoek tot overplaatsing naar een b.b.i. in de maanden januari en februari 2012 twee keer een rapport aangezegd gekregen. Één wegens fysiek geweld
jegens
een medegedetineerde één wegens ontoelaatbaar gedrag tijdens een DV&O-transport.
De afdeling arbeid van de locatie Torentijd te Middelburg was zeer negatief over klagers prestaties gedurende zijn verblijf in de locatie Torentijd. In een z.b.b.i. wordt gewerkt met externe werkgevers en er worden hoge eisen gesteld aan het verrichten
van arbeid. Klager voldoet niet aan deze eisen. Uit de aanvullende reacties blijkt dat klager wel anders kan presteren.
Bij klager zijn twee Risc-onderzoeken afgenomen die beïnvloed zijn door klagers terughoudendheid in het verstrekken van informatie. Dit heeft enerzijds te maken met het feit dat klager zich op zijn zwijgrecht beroept en een deel van het delict ontkent
en anderzijds met het feit dat klager onvoldoende inzicht geeft in de verschillende leefgebieden. Uit het tweede Risc-onderzoek is naar voren gekomen dat klager in ieder geval een agressieregulatietraining en een cognitieve vaardigheidstraining moet
volgen.
De beroepscommissie van de RSJ heeft op 23 februari 2012 geoordeeld dat de afwijzing van klagers verzoek tot overplaatsing naar een b.b.i. onvoldoende was onderbouwd. Hierin is niets veranderd, klager verblijft nog steeds in een b.b.i. Het feit dat aan
klager geen disciplinaire straffen zijn opgelegd – thans is er echter wel sprake van een disciplinaire straf – wil niet zeggen dat klagers functioneren passend is voor een regime waarin een grote mate van zelfstandigheid en verantwoordelijkheid vereist
is.
Klagers gedrag is niet zodanig dat het een overplaatsing naar een z.b.b.i. rechtvaardigt. Na zes maanden, gerekend vanaf 1 april 2012, kan met behulp van een selectieadvies opnieuw een beoordeling worden gegeven.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 2 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (de Regeling), komen voor plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een te verwaarlozen vlucht- of
maatschappelijk risico vormen, aan wie een vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd, ten minste de helft van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan, geen veroordelingen tot betaling van een geldboete of geldbedrag van meer dan € 226,=
hebben openstaan, een strafrestant hebben van ten minste zes weken en ten hoogste zes maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres. In het derde lid van dit artikel wordt voorts bepaald dat, in afwijking van het in het eerste lid bepaalde,
tevens voor plaatsing in een z.b.b.i. in aanmerking kunnen komen, gedetineerden ten aanzien van wie een door de selectiefunctionaris akkoord bevonden voorstel voor deelname aan een penitentiair programma (p.p.)aanwezig is. Het verblijf in de z.b.b.i.
direct voorafgaande aan de plaatsing in het p.p. duurt maximaal zes maanden.

4.2. In de toelichting op dit artikel (Stcr. 2000,176) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een belangrijke rol speelt. Indicator
bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de preventieve hechtenis, incidenteel verlof,
strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en achtergrond van het gepleegde delict en de
persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3. Namens klager is aangevoerd dat het beroep gegrond dient te worden verklaard, omdat de selectiefunctionaris niet op het bezwaarschrift heeft beslist binnen de in artikel 17, vierde lid, van de Pbw voorgeschreven termijn van zes weken. De
overschrijding van de hiervoor genoemde termijn levert echter in beginsel geen grond op voor gegrondverklaring van het beroep nu de wet aan deze overschrijding geen gevolgen verbindt. Dat zou slechts anders zijn indien de overschrijding zodanig lang is
dat de beslissing van de selectiefunctionaris daardoor onredelijk of onbillijk zou moeten worden geacht. Dat is hier echter niet het geval.

4.4. Klager heeft verzocht om overplaatsing naar een z.b.b.i. De fictieve einddatum van klagers huidige detentie valt op of omstreeks 12 oktober 2013. Klagers strafrestant bedraagt derhalve meer dan zes maanden. Gelet op artikel 2 van de Regeling
komt hij vooralsnog niet in aanmerking voor plaatsing in een inrichting met een zeer beperkt beveiligingsniveau.
Voor zover klager zijn beroep heeft gericht tegen de afwijzing van zijn verzoek tot overplaatsing naar een z.b.b.i. met aansluitend deelname aan een p.p. (een zogenaamd gestapeld traject), merkt de beroepscommissie op dat gesteld noch gebleken is dat
er
een door de selectiefunctionaris akkoord bevonden voorstel voor deelname aan een p.p. aanwezig is. Klager komt derhalve, gelet op artikel 2, derde lid, van de Regeling, niet in aanmerking voor plaatsing in een zogenaamd gestapeld traject. De beslissing
van de selectiefunctionaris is daarom juist. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol,
voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van L.A.M. Karels, secretaris, op

secretaris voorzitter

Naar boven