Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/1164/GM, 10 augustus 2012, beroep
Uitspraakdatum:10-08-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/1164/GM

betreft: [klager] datum: 10 augustus 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. N. Swart, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Roermond,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 29 maart 2012 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 2 juli 2012, gehouden in de p.i. Amsterdam Over-Amstel, is klager gehoord, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. N. Swart. De inrichtingsarts heeft schriftelijk laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 6 februari 2012, betreft het niet adequaat en tijdig behandelen van klagers klachten aan zijn hand.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Door en namens klager is de klacht als volgt toegelicht. Klager heeft half januari 2012 zijn hand lelijk tegen een bed gestoten. Hij kon pas op 26 januari 2012 terecht bij de inrichtingsarts. De hand werd enkel bekeken. Klager bleef heftige pijn
houden.
Op zijn hand was een knokkel zichtbaar. Klager heeft direct een sprekersbriefje voor de arts ingediend, waarna op 1 februari 2012 de hand wederom enkel werd bekeken. Klager diende opnieuw een sprekersbriefje in en werd vanwege capaciteitsproblemen pas
op 7 februari 2012 opgeroepen. Uiteindelijk is klager op 13 februari 2012 naar het ziekenhuis vervoerd. Op de foto was niets te zien. De arts opperde de mogelijkheid van het uitvoeren van een echo. Pas op 20 maart 2012 kon in het ziekenhuis de echo
worden gemaakt, waarbij werd geconstateerd dat de hand van klager was gebroken. Klager heeft gedurende lange tijd niet kunnen slapen vanwege de heftige pijn in zijn hand. Klager heeft herhaaldelijk aangegeven hoeveel pijn hij voelde. Klager meent dat
de
medische dienst en de inrichtinsarts zijn hand niet adequaat hebben behandeld. Hij is het er niet mee eens dat hij zo lang heeft moeten wachten voordat er foto’s van zijn hand werden genomen en vervolgens een echo. De inrichtingsarts had klager tijdig
moeten verwijzen naar een gespecialiseerd arts.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen. Klager is voor zijn pijnklachten op spreekuur geweest, echter zonder daarbij te wijzen op de ernst van de klachten. Hem is meloxicam 7,5 mg 2dd verstrekt. Er is geen sprake van onderschatting
van de problematiek. De inrichtingsarts heeft met klager een goede open relatie, waarbij klager zijn verhaal kwijt kan. Met klager is meermalen over het probleem gesproken, onder andere dat hij moest wachten op het echo-onderzoek. Klager was het ermee
eens dat zijn geval geen medisch spoedgeval betrof. Een echodiagnostiek in een andere radiodiagnostisch centrum is overwogen, maar dit stuitte op procedurele problemen.
Klager had de pech dat de fractuur/fissuur radiologisch niet zichtbaar was. De medische diagnostiek is conform de regels uitgevoerd.

3. De beoordeling
Klager meent dat de medische dienst sneller had moeten reageren op zijn pijnklachten aan zijn hand. Uit de stukken en de ter zitting van de beroepscommissie gegeven toelichting wordt niet duidelijk wanneer klager zijn hand heeft gestoten. Het medisch
dossier vermeldt hier niets over. In het beroepschrift van klager wordt gesproken over medio januari 2012. Ter zitting van de beroepscommissie heeft klager aangegeven dat dit in de eerste week van januari moet zijn geweest.
Uit het medisch dossier blijkt dat klager op 13 en 17 januari 2012 voor een andere reden de medische dienst heeft bezocht. Over pijnklachten aan zijn hand wordt dan niet gesproken. Nu klager stelt dat hij heftige pijn aan zijn hand had, acht de
beroepscommissie het aannemelijk dat klager na 17 januari 2012 zijn hand heeft geblesseerd. Het medisch dossier vermeldt verder dat klager op 26 januari 2012, derhalve een week later, aan zijn hand is onderzocht. De beroepscommissie is van oordeel dat
dit binnen een redelijke termijn valt. De omstandigheid dat later alsnog is gebleken dat klagers hand is gebroken, leidt niet tot de conclusie dat de medische zorgverlening door de medische dienst tekort is geschoten. Het handelen van de
inrichtingsarts
kan derhalve niet worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, drs. L.E.M. Kleipool en dr. ing. C.J. Ruissen, leden, in tegenwoordigheid van
R. Kokee, secretaris, op 10 augustus 2012

secretaris voorzitter

Naar boven