Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/0595/GM, 10 augustus 2012, beroep
Uitspraakdatum:10-08-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/595/GM

betreft: [klager] datum: 10 augustus 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) De Schie te Rotterdam,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 13 februari 2012 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 2 juli 2012, gehouden in de p.i. Amsterdam Over-Amstel, is klager gehoord. De inrichtingsarts verbonden aan de p.i. De Schie heeft schriftelijk laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 5 december 2011, betreft het niet adequaat behandelen van klagers rugklachten.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft zijn klacht als volgt toegelicht. Klager heeft nog steeds ernstige rugklachten. Hij is hiervoor behandeld door de fysiotherapeut, echter na vijf keer gaf hij aan dat hij klager niet verder kon helpen. Klager zou er mee moeten leren leven.
Klager is het hier niet mee eens. Hij wil dat de behandeling wordt voortgezet. Sinds klagers overplaatsing naar de locatie Westlinge heeft hij meer mogelijkheden voor beweging. Met zijn rug gaat het nu beter.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen. De inrichtingsarts heeft op 20 oktober 2011 klager gezien in verband met langdurige rugklachten na een auto-ongeluk een jaar eerder. Na onderzoek is klager verwezen naar fysiotherapie. Het al
dan niet doorgaan van de therapie is een organisatorisch probleem en valt buiten de competentie van de inrichtingsarts.

3. De beoordeling
Uit de stukken, waaronder het medisch dossier, komt naar voren dat klager vanaf zijn binnenkomst in de p.i. De Schie veelvuldig is gezien door de medische dienst. Hij is onderzocht, aan hem zijn pijnstillers verstrekt en hij is verwezen naar
fysiotherapie. Op 5 december 2011 is klager door de inrichtingsarts wederom onderzocht, waarbij bij klager een soepele rug is geconstateerd. Het beschikbare medisch dossier sluit af met de vermelding dat een aanvraag voor een machtiging voor verlenging
van fysiotherapie is ingediend.

De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. De beroepscommissie neemt hierbij in
aanmerking klagers mededeling ter zitting dat het met zijn rug beter gaat, nu hij in een b.b.i. verblijft en meer mogelijkheden heeft om te bewegen. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, drs. L.E.M. Kleipool en dr. ing. C.J. Ruissen, leden, in tegenwoordigheid van
R. Kokee, secretaris, op 10 augustus 2012

secretaris voorzitter

Naar boven