Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/1329/GM, 10 augustus 2012, beroep
Uitspraakdatum:10-08-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/1329/GM

betreft: [klager] datum: 10 augustus 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. K.A. Krikke, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 16 april 2012 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 2 juli 2012, gehouden in de p.i. Amsterdam Over-Amstel, is de inrichtingsarts bij de p.i. Nieuwegein, [...], gehoord. Klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, heeft kort voor aanvang van de zitting, via
zijn raadsman laten weten dat hij wegens ziekte verhinderd is te verschijnen. De beroepscommissie heeft verder geen toelichting ontvangen naar aanleiding van deze ziekmelding. De raadsman van klager, mr K.A. Krikke, heeft schriftelijk op 13 juni 2011
bericht verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen. Op 26 juni 2012 is een nadere toelichting ontvangen, dat ter informatie aan de inrichtingsarts is toegezonden. Na afloop van de zitting is van de inrichtingsarts desgevraagd nog nadere informatie
ontvangen. Een afschrift hiervan is aan klagers raadsman toegezonden.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur, betreft:
a. het niet tijdig verstrekken van medicatie in verband met klagers HIV-infectie en het niet tijdig vervangen van de pegsonde;
b. het verzuim de bloedwaarden maandelijks te controleren;
c. het tekortschieten van de zorgverlening met betrekking tot klagers gehoor en het niet tijdig reageren op verzoekbriefjes;
d. het niet ontvangen van een door de internist voorgeschreven medicatie tegen longontsteking.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Door en namens klager is de klacht als volgt toegelicht. De pegsonde is sinds oktober 2011 defect en is dat nog steeds. Klager is afhankelijk van de pegsonde voor het innemen van zijn medicijnen en [...], de behandeld internist van klager, heeft
herhaalde malen aangegeven dat het van levensbelang is voor klager dat hij zijn medicijnen strikt inneemt. Een keer per maand missen is eigenlijk al te veel. Klager kan al maanden zijn medicijnen niet innemen. Ook komt het regelmatig voor dat hij niet
alle vijf de medicijnen uit de HIV-coctail heeft ontvangen. En ook dan kan hij ze niet innemen, omdat deze gezamenlijk moeten worden ingenomen. Anders onstaat het gevaar van resistentie en werkt de hele coctail niet meer. De medicijngetrouwheid is des
te nijpender, nu er geen andere werkzame medicijnen meer beschikbaar zijn voor klager. Het is onbegrijpelijk waarom het de inrichting niet lukt de pegsonde te laten functioneren. Klager ontvangt daardoor niet de zorg die hij buiten de inrichting zou
krijgen.
De bloedwaarden van klager moeten nauwlettend in de gaten worden gehouden. Volgens de internist dient eens per maand de bloedwaarden van klager te worden onderzocht. Dit wordt door de inrichting verzuimd.
Ook de overige zorgverlening aan klager schiet te kort. Klager is sinds 25 februari 2012 doof aan zijn rechteroor. Klager heeft een spreekbriefje ingevuld met het verzoek een arts te mogen zien. Dit wordt echter geweigerd. Pas na interventie van de
advocaat van klager krijgt klager pas enkele dagen later voor het eerst een arts op bezoek. Een grondig onderzoek door een KNO-arts moet echter nog plaatsvinden.
De internist heeft een middel voorgeschreven ter voorkoming van longontsteking, maar enkele weken na het uitschrijven van het recept heeft klager dit nog niet ontvangen.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen. Klager heeft eerder in 2010 in de p.i. Nieuwegein verbleven en ook toen waren er problemen met de pegsonde van klager. Na binnenkomst van klager is hij in juli 2011 verwezen naar het Justitieel
Medisch Centrum voor het hanteren van de spuit van de pegsonde. De pegsonde kon hij daarna goed bedienen. Tot augustus 2011 waren er geen problemen. Op 4 augustus 2011 ging de pegsonde kapot. Deze is toen op 10 augustus 2011 vervangen. Daarna brak de
pegsonde opnieuw en is deze wederom vervangen. Vanaf oktober 2011 meldt klager dat de pegsonde lekt en dat deze is afgebroken. De medische dienst heeft overleg gepleegd met de internist hoe te handelen. Klager is vaak bij de verpleegkundige geweest met
betrekking tot het functioneren van de pegsonde. Na kleine ingrepen – onder andere door vervanging van een kraantje - kreeg men de pegsonde weer werkend. Het ging altijd om een technisch mankement aan de pegsonde. De inrichtingsarts heeft met klager
gesproken over de inname van de medicatie. Klager had grote problemen met het innemen van de medicijnen. Hij had daarvoor een zekere walging en wil deze daarom alleen via de pegsonde innemen. Voor voeding gebruikt hij de pegsonde niet. De inname van de
medicijnen had klager zelf in de hand. Dit was zijn eigen verantwoordelijkheid. Toen bleek dat hij de medicatie niet innam en deze op cel bewaarde, zijn de medicijnen ingenomen. Klager kreeg wekelijks een voorraad voor die week. Hij had de mogelijkheid
de medicijnen zelf te vermalen. Klager gaf als reden voor het niet innemen van de medicatie aan dat de pegsonde niet werkte. Uit controle bleek echter dat de pegsonde geen technische mankementen vertoonde. Bovendien kon klager de medicijnen ook oraal
innemen, zoals hij dat ook in het verleden heeft gedaan. Het was zijn keuze dat niet te doen. Waarom hij tot deze keuze is gekomen, kan de inrichtingsarts niet verklaren. De inrichtingsarts heeft met klager hierover gesproken. Het lijkt erop alsof hij
het systeem uitdaagt. Tijdens klagers eerder verblijf in de pi Nieuwegein vertoonde hij soortgelijk gedrag. De medische dienst heeft hem toen aangeboden bij de psychiater. De inrichtingsarts meent dat medische dienst al het mogelijke heeft gedaan om
klager de zorg te verlenen, die hij nodig had.
Met betrekking tot het onderzoek van de bloedwaarden had het UMC aangegeven dat dit viermaandelijks kon plaatsvinden. Klager is maandelijks gezien bij het UMC voor controle. De inrichtingsarts begrijpt niet waarom over de frequentie van de controle van
de bloedwaarden zo’n groot probleem wordt gemaakt.
Klager is op 28 februari 2012 gezien door de inrichtingsarts met betrekking tot zijn oorklachten. De gegevens zijn opgevraagd, waarna klager is verwezen naar de KNO-arts. Uit de brief van de KNO-arts van 20 april 2012 komt naar voren dat geen sprake is
van ernstige klachten.
Het medicijn cotrimoxazol 480mg is door de internist bijgevoegd op de medicatielijst, doch de medische dienst was zich hiervan niet bewust. Om die reden is de medicatie pas gestart op 19 april 2012.

3. De beoordeling
Namens klager is op 13 juni 2011 verzocht om aanhouding van de behandeling van het beroep in verband met de vakantie van klagers raadsman. De beroepscommissie wijst dit verzoek af. Klagers raadsman is in de gelegenheid gesteld zich ter zitting van de
beroepscommissie te laten vervangen door een plaatsvervanger dan wel een nadere reactie te geven op het beroep. De raadsman heeft van laatstgenoemde mogelijkheid gebruik gemaakt. De beroepscommissie merkt volledigheidshalve op dat zij geen nadere
toelichting heeft ontvangen naar aanleiding van klagers ziekmelding op 2 juli 2012, de dag waarop de beroepscommissie het beroep ter zitting heeft behandeld.

a.
De beroepscommissie stelt voorop het belang van een adequate medicatieverstrekking aan gedetineerden met een HIV-infectie. De detentie levert weliswaar voor de gedetineerde enkele beperkingen op, maar deze mogen niet leiden tot een lager
zorgverleningsniveau dan buiten detentie. Dit betekent dat voor patiënten met een complexe ziekte zoals een HIV-infectie een nauwkeurig traject binnen detentie dient te worden uitgestippeld.

Ten aanzien van de HIV-infectie van klager valt de beroepscommissie op dat tot begin augustus 2011 de medicatie goed aanslaat en er, volgens de behandelend internist van het Universitair Medisch Centrum (UMC) Utrecht, [...], geen detecteerbare virale
lading in het bloed wordt gemeten. Daarna gaat het echter bergafwaarts. In tal van bij de stukken bevindende brieven van de internist, wordt gewezen op het belang van regelmatige medicatieverstrekking. Het onregelmatig slikken van medicatie zal niet
alleen leiden tot een detecteerbare virale lading, maar ook tot resistentie. De internist meldt dat als het virus resistent wordt, voor klager geen behandelopties meer aanwezig zijn.

Uit het medisch dossier komt naar voren dat klager de inname van de medicatie zelf via de pegsonde uitvoert. Aan klager is in juli 2011 in het Justitieel Medisch Centrum uitgelegd hoe hij de medicatie zelfstandig via de pegsonde kan toedienen. Voor het
toedienen beschikt klager op zijn cel over de benodigde medicatie en hulpmiddelen. Vanaf begin augustus 2011 wordt in het medisch dossier melding gemaakt van een dysfunctionerende pegsonde. De pegsonde wordt uiteindelijk vervangen. Ook ten aanzien van
de hierna optredende klachten aan de pegsonde, waaronder het afbreken van de pegsonde op 24 oktober 2011, blijkt uit het medisch dossier dat de medische dienst hierover overleg heeft gevoerd met de specialist (MDL-arts en/of internist) van het UMC en
zonodig klager uitleg heeft gegeven over de werking van de pegsonde (doorspoeling pegsonde en werking kraantje op pegsonde). Voor vervanging van de pegsonde bestaat blijkens het medisch dossier geen medische noodzaak te bestaan.
De beroepscommissie stelt vast dat de pegsonde kennelijk alleen is bedoeld voor het toedienen van de medicatie. Klager neemt zijn voedsel oraal tot zich. Klager hecht aan het gebruik van de pegsonde voor de inname van de medicatie. De aan klager
geboden
alternatieven door het plaatsen van een neussonde of orale toediening van de medicatie heeft hij afgewezen, ondanks dat hem uitleg is gegeven wat de risico’s van het stopzetten van medicatie zijn. De beroepscommissie vindt dit onbegrijpelijk, evenals
het feit dat klager zijn medicatie op cel opspaart, zoals uit het medisch dossier blijkt en ter zitting door de inrichtingsarts wordt gesteld. Hier lijkt zich de situatie voor te doen, dat het klager zelf is die niet optimaal heeft meegewerkt aan de
voor hem van levensbelang zijnde behandeling.

Wat betreft de zorgverlening door de medische dienst komt uit het medisch dossier en de ter zitting van de beroepscommissie door de inrichtingsarts gegeven toelichting naar voren dat de medische dienst veelvuldig overleg heeft gevoerd met de
behandelend
internist van het UMC Utrecht. De afspraken over de te volgen behandeling verlopen via de behandelend internist. De zorgverlening aan klager is vanwege de complexe zorg die is benodigd, belegd bij één verpleegkundige van de medische dienst. Verder is
met klager een vast spreekuurmoment in de week afgesproken. De contacten tussen de medische dienst en klager kunnen naar het oordeel van de beroepscommissie als intensief worden gekenschetst.

De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de medische dienst en de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Weliswaar is de
beroepscommissie van oordeel dat de medische dienst een betere regie had kunnen innemen
– er bestond geen toezicht op de inname van de medicatie door klager - en had de medische dienst zich beter kunnen verdiepen in de aard van de persoon van klager – juist vanwege zijn weigering de medicatie via alternatieve methoden in te nemen - in
relatie tot zijn ziekte. Dit betekent echter niet dat sprake is van onzorgvuldig medisch handelen door de medische dienst. Het beroep zal in zoverre ongegrond worden verklaard.

b.
Klager meent dat zijn bloedwaarden eens per maand moeten worden onderzocht. Bij de stukken bevindt zich een brief van de internist van 16 november 2011 aan de advocaat van klager waarin een dergelijke frequentie wordt geadviseerd. De inrichtingsarts
heeft ter zitting aangegeven dat met het UMC een andere en lagere frequentie is afgesproken van eens per vier maanden. Wat hier ook van zij, niet is komen vast te staan dat een hoge frequentie voor het bepalen van de bloedwaarden is geïndiceerd.
Hierbij
neemt de beroepscommissie in aanmerking dat voormeld bericht van de KNO-arts van 16 november 2011 niet is gericht aan de medische dienst, zodat alleen op grond daarvan geen sprake kan zijn van een verwijtbaar en onzorgvuldig medisch handelen door de
medische dienst. Het beroep zal in zoverre ongegrond worden verklaard.

c.
Wat betreft klagers klachten aan zijn oor blijkt uit het medisch dossier dat klager op 28 februari 2012 is onderzocht door de inrichtingsarts. Er is informatie opgevraagd en op 15 maart 2012 heeft de medische dienst een afspraak gemaakt bij de
KNO-arts.
Deze heeft klager op 28 maart 2012 gezien. Er is sprake van gehoorverlies, doch een aanvullend onderzoek wordt niet overwogen. Met klager is besproken dat hij retour komt bij verergering van de klachten. De beroepscommissie is van oordeel dat de
medische dienst in deze niet onzorgvuldig heeft gehandeld. Het beroep zal derhalve in zoverre ongegrond worden verklaard.

d.
Uit een op 14 maart 2012 gedateerde medicatielijst blijkt dat de internist van het UMC voor klager cotrimoxazol 480 mg heeft voorgeschreven. Ter zitting van de beroepscommissie heeft de inrichtingsarts verklaard dat op 19 april 2012 is gestart met het
verstrekken van dit medicijn. De medische dienst was zich volgens de inrichtingsarts niet bewust dat deze medicatie was voorgeschreven. Op grond van de stukken heeft de beroepscommissie niet kunnen vaststellen wanneer de medische dienst hierover door
het UMC is geïnformeerd, zodat niet kan worden vastgesteld of de medische dienst hierin een verwijt treft. Mitsdien is het beroep in zoverre ongegrond.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, drs. L.E.M. Kleipool en dr. ing. C.J. Ruissen, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 10 augustus 2012

secretaris voorzitter

Naar boven