Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/1575/GA, 30 juli 2012, beroep
Uitspraakdatum:30-07-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Urinecontrole  v

Uitspraak

nummer: 12/1575/GA

betreft: [klager] datum: 30 juli 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.T. Wernsen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 10 mei 2012 van de beklagcommissie bij de locatie De Schie te Rotterdam,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde locatie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de gevolgde procedure bij een urinecontrole.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Per vergissing heeft klagers raadsvrouw aan de beklagcommissie gemeld dat de urinecontrole de dag ervoor was aangekondigd. Klager heeft ter zitting
aangegeven dat hij pas op de dag van de urinecontrole te horen heeft gekregen wat de reden voor de urinecontrole was. De urinecontrole had klager een dag van te voren dienen worden aangezegd. Voorts is de reden van de urinecontrole niet correct
medegedeeld en is er reden te twijfelen aan de juistheid van de reden. Dit omdat er geen enkel schriftelijk verslag aanwezig is, waaruit blijkt dat ten tijde van het bezoek een vermoeden is ontstaan.

Namens de directeur is daarop geantwoord als tegenover de beklagcommissie.

3. De beoordeling
De beroepscommissie acht zich voldoende ingelicht om op het beroep te kunnen beslissen en ziet geen reden om eventuele mutaties en/of verklaringen van personeelsleden bij de directeur op te vragen. Dat, zoals door de raadsvrouw is aangevoerd, geen
verslag van het tijdens het bezoekuur opgevangen gesprek is opgemaakt, treft geen doel nu het beklag geen betrekking heeft op de oplegging van een disciplinaire straf als vermeld in artikel 50 van de Pbw.

In artikel 30, eerste lid, van de Pbw wordt onder meer bepaald dat de directeur, indien dit noodzakelijk is in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting, een gedetineerde kan verplichten urine af te staan ten behoeve
van
een onderzoek van die urine op aanwezigheid van gedragsbeïnvloedende middelen.
Uit de reactie van de directeur op het beklag blijkt dat tijdens de avonddienst een wietlucht is geroken door een personeelslid en dat het door een personeelslid tijdens het bezoekuur opgevangen gesprek van klager dat ging over de invoer van drugs
tijdens het bezoekuur de (directe) reden vormde voor de beslissing van de directeur om bij klager de betreffende urinecontrole af te nemen. De beroepscommissie is van oordeel dat er in dit geval voldoende aanwijzingen waren om bij klager een
urinecontrole af te nemen. Derhalve kan de beslissing van de directeur niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal worden bevestigd.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van
P.A.M. Peters, secretaris, op 30 juli 2012

secretaris voorzitter

Naar boven