Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 01/2147/TP en 02/302/TP, 1 mei 2002, beroep
Uitspraakdatum:01-05-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummers: 01/2147/TP en 02/302/TP

betreft: [klager] datum: 1 mei 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (BVT) heeft kennis genomen van twee respectievelijk op 30 november 2001 en op 6 februari 2002 bij het secretariaat van de Raadingekomen beroepschriften van

[...], verder klager te noemen,

tegen beslissingen van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissingen.

Ter zitting van de beroepscommissie van 18 maart 2002, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam te Amsterdam, is gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. C.K. Visser en zijn ouders [...] en [...]. Namensde Minister zijn gehoord de [...] en [...]. Van het horen is het aangehechte verslag opgemaakt.

1. De inhoud van de bestreden beslissingen
a. De Minister heeft de termijn waarbinnen klager in een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden (tbs-inrichting) had moeten zijn geplaatst met ingang van 20 november 2001 verlengd tot en met 17 februari 2002.
b. De Minister heeft de termijn waarbinnen klager in een tbs-inrichting had moeten zijn geplaatst met ingang van 18 februari 2002 verlengd tot en met 18 mei 2002.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak d.d. 9 mei 2001 ontslagen van rechtsvervolging en ter beschikking gesteld met bevel dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
De terbeschikkingstelling (tbs) van klager is ingegaan op 24 mei 2001. Sindsdien heeft klager in afwachting van zijn plaatsing in een tbs-inrichting als passant verbleven aanvankelijk op de individuelebegeleidingsafdeling/bijzondere zorgafdeling van het huis van bewaring Nieuw Vosseveld te Vught en vervolgens op de Forensische Observatie en Begeleidings Afdeling (FOBA) van de p.i. Amsterdam.
De Minister heeft bij beschikking d.d. 1 oktober 2001 besloten klager te plaatsen in de tbs-inrichting De Singel te Amsterdam, maar heeft nadien besloten deze plaatsing niet te realiseren. Klager is vervolgens geherselecteerd voorde tbs-inrichting De Kijvelanden te Poortugaal. Het besluit tot plaatsing van klager in laatstgenoemde inrichting was ten tijde van de zitting van de beroepscommissie nog niet genomen en de plaatsing was toen nog niet gerealiseerd.

3. De standpunten
Klager is het niet eens met de verlengingen van zijn passantentermijn. Hij wil zo spoedig mogelijk in een tbs-inrichting worden geplaatst, om daar een adequate behandeling te ondergaan.
Door en namens klager is het beroep ter zitting toegelicht als volgt.

Klager is vanaf zijn vierde jaar behandeld, zowel klinisch als ambulant, in verband met zijn autistische stoornis. Het is een ernstige, onzichtbare, stoornis, waarbij hij hulp en begeleiding nodig heeft. Hij heeft in verschillendeBOPZ-inrichtingen verbleven, maar het is niet gelukt hem met succes te behandelen. Hij is in het najaar van 2000 op straat gekomen zonder begeleiding en heeft een zelfstandige woning gekregen. Klagers ouders en zijn raadsvrouw -diehem vanaf zijn 16e jaar kent- zagen dit niet zitten. Zij wijten het delict van klager aan het falen van de jeugdhulpverlening en de onmacht van de BOPZ-inrichtingen om hem een goede behandeling te bieden.
Klager is jong. Het feit dat hij heeft gepleegd is niet zo ernstig. Hem is tbs opgelegd bij gebrek aan iets anders. Klager en zijn ouders hebben berust in de tbs-oplegging, in de hoop dat zijn behandeling snel op gang zou komen.Mevrouw [...], een van de deskundigen die de rapportage pro justitia heeft uitgebracht, heeft mondeling tegenover de ouders uitgesproken dat zij meende dat klager niet zo erg lang op plaatsing zou behoeven te wachten.
Het is triest om via deze beroepsprocedure te moeten laten zien dat het niet goed met klager gaat. Vaardigheden die hij vroeger heeft aangeleerd zijn inmiddels weer afgebroken. Klager zit heel complex in elkaar maar is ook heelintelligent. Hij is regelmatig depressief en vraagt dan pillen aan zijn ouders, maar dat hoort niet bij hem. Op andere momenten wil hij wel verder.
De deskundigen van de FOBA hebben in de zomer van 2001 al aangegeven dat klagers situatie onhoudbaar was, dat hij toen al detentieongeschikt was en met spoed in een tbs-kliniek moest worden geplaatst. Het is onredelijk dat hij nogsteeds op plaatsing in een tbs-inrichting moet wachten. Kort geleden is bekend geworden dat de plaatsing in De Singel niet doorgaat. Omdat De Singel bij de intake meende te constateren dat klager psychotisch is kan hij daarkennelijk niet behandeld worden. Over deze diagnose bestaat discussie. Klager vindt dat hij niet psychotisch is en meent dat er daarom geen beletsel is om hem in De Singel te plaatsen.
Klager weet nog steeds niet waar hij aan toe is. Deze onzekerheid heeft een zeer nadelige invloed op zijn functioneren. Het is van het grootste belang dat hem nu duidelijkheid wordt geboden. Bij de aanstaande intake voor DeKijvelanden is weer het risico aanwezig dat die tbs-inrichting van oordeel is dat klager daar niet past.
Tot zover de toelichting door en namens klager.

Namens de Minister is in de schriftelijke inlichtingen van 17 januari 2002 het volgende naar voren gebracht inzake de beslissing onder a.
Het beroep tegen de beslissing tot de eerste verlenging van klagers passantentermijn zal formeel gegrond zijn, omdat de beslissing niet tijdig, want bij brief van 26 november 2001, aan klager is medegedeeld en omdat die brief eerstop 28 november 2001 aan klager is uitgereikt.
Dit beroep zal materieel ongegrond zijn. Klager kon tot op de datum van de verlengingsbeslissing wegens het tekort aan tbs-plaatsen nog niet in een tbs-inrichting worden geplaatst. Toen de verlengingsbeslissing werd genomen verbleefklager in de FOBA en wachtte hij zes maanden op plaatsing in een tbs-inrichting. Een dergelijke duur is niet zodanig lang dat de bestreden beslissing op die enkele grond onredelijk en onbillijk is.
Er bestond op dat moment geen aanleiding ten aanzien van klager af te wijken van de volgorde van plaatsing in tbs-inrichtingen, die primair wordt bepaald door de aanvangsdatum van de tbs. Toen was nog niet gebleken dat hij metvoorrang boven andere tbs-passanten in een tbs-inrichting moest worden geplaatst. De Minister had vanuit de inrichting van klagers verblijf geen zodanige signalen ontvangen dat moest worden geconcludeerd dat de situatie voor klager,gelet op zijn psychische conditie, onhoudbaar was en/of dat van detentieongeschiktheid moest worden gesproken.

Namens de Minister is in de schriftelijke inlichtingen van 13 maart 2002 het volgende naar voren gebracht inzake de beslissing onder b.
Het beroep zal formeel ongegrond zijn omdat klager tijdig is gehoord en tijdig van de beslissing in kennis is gesteld.
Het beroep zal materieel ook ongegrond zijn. Klager wachtte op de datum van deze verlengingsbeslissing negen maanden op plaatsing in een tbs-inrichting. Deze wachttijd is op zichzelf gezien niet onredelijk lang. Het was tot op datmoment niet mogelijk gebleken hem in een tbs-inrichting te plaatsen. Aan de FOBA verbonden deskundigen hebben bij brief van 4 juli 2001 aan de Minister gevraagd klager versneld in een tbs-inrichting te plaatsen. Deze brief is op 22augustus 2001 doorgezonden aan de tbs-inrichting waarvoor klager op dat moment was geselecteerd, De Singel, met de vraag te bezien of aan het verzoek gevolg kon worden gegeven. Op 6 februari 2002 heeft de Minister de medischeverklaring ontvangen waarom was verzocht naar aanleiding van het voorafgaande beroep. Het betreft de verklaring d.d. 4 februari 2002 van een psychiater van de Forensisch Psychiatrische Dienst te Amsterdam. In deze aan deberoepscommissie overgelegde medische verklaring wordt gesteld dat het verblijf van klager in een huis van bewaring gezien de gebleken ongeschiktheid als gevolg van zijn, in de verklaring nader omschreven, stoornis eerder zou moetenworden beëindigd dan bij lotgenoten het geval is. De psychiater adviseert klager zo spoedig mogelijk in een tbs-inrichting te plaatsen, dan wel hem zo spoedig mogelijk duidelijkheid te geven over de plaats en datum van de plaatsing.

Gelet op de inhoud van deze medische verklaring en het voormelde signaal vanuit de FOBA is de Minister thans van oordeel dat klager met voorrang in een tbs-inrichting moet worden geplaatst.
In het kader van het herstructureren van de wachtlijsten van de verschillende tbs-inrichtingen is klager, om zijn plaatsing te bespoedigen zeer recentelijk geplaatst op een wachtlijst van een andere kliniek dan De Singel. Deaangezochte kliniek beziet thans de mogelijkheid om te voldoen aan het verzoek tot versnelde plaatsing aldaar. In week 13 kan uitsluitsel over de definitieve selectie worden gegeven.

Ter zitting is het standpunt van de Minister nader toegelicht als volgt.
In de wachtlijsten van diverse tbs-klinieken was een verstopping ontstaan door stagnatie van de doorstroming en door gebreken ten aanzien van diverse behandelcondities in de klinieken. Ter bekorting van de wachttijden voor dezetbs-gestelden met naar schatting 3⁄4 jaar is nieuw beleid ontwikkeld. Een notitie hierover is ter zitting overgelegd.
Als gevolg van dit beleid zijn 23 te lang wachtenden of tbs-gestelden, die gelet op de vereiste behandelcondities niet geplaatst bleken te kunnen worden overeenkomstig de plaatsingsbeslissing, opnieuw geselecteerd. Daarmee wordtbespoediging van hun plaatsing beoogd.
Klager behoort tot de tweede categorie. Drie weken geleden is beslist dat klager niet in De Singel kan worden geplaatst. Omdat in De Singel thans onvoldoende behandelcoördinatoren -met name psychiaters- aanwezig zijn, is het nietmogelijk om hem daar op te nemen. Klager is op dat moment geplaatst op de wachtlijst voor De Kijvelanden. Zijn medische urgentie is, door toezending van de verklaring van de psychiater van de Forensisch Psychiatrische Dienst, aandie kliniek doorgegeven.
De medische urgentie is in de ogen van de Minister pas vast komen te staan door genoemde medische verklaring. Die verklaring wordt als zwaarder beschouwd dan de signalen vanuit de FOBA van juli 2001.
Aan de beroepscommissie zal telefonisch nadere informatie worden verstrekt over de voor klager nog resterende wachtduur.
Opgemerkt wordt nog dat er in de afgelopen periode wel opnames in De Singel zijn geweest, omdat voor die tbs-gestelden daar wel een adequate behandeling mogelijk was.

(Op 20 maart 2002 is telefonisch door het hoofd van de afdeling Individuele TBS-Zaken aan de secretaris meegedeeld dat de intake van klager door De Kijvelanden zou geschieden in week 13 van 2002, terwijl zijn plaatsing aldaar werdverwacht in de eerste helft van april 2002. Van genoemde afdeling is inmiddels bericht ontvangen dat klager op 15 april 2002 in De Kijvelanden is opgenomen.)
4. De beoordeling
Ten aanzien van de onder 1.a. vermelde beslissing tot verlenging van de passantentermijn.
Klager is bij brief d.d. 26 november 2001, aan hem uitgereikt op 28 november 2001, dus eerst na het verstrijken van de passantentermijn, geïnformeerd over deze verlengingsbeslissing.
Derhalve is niet tijdig voldaan aan de in artikel 54, tweede lid, BVT neergelegde informatieplicht. Daarom zal het beroep gegrond worden verklaard en dient de beslissing van de Minister tot verlenging van de passantentermijn opformele grond te worden vernietigd.

Klager dient, gelet op het hiervoor overwogene, een tegemoetkoming te worden geboden. De beroepscommissie zal deze tegemoetkoming vaststellen op € 50,--.

De beroepscommissie zal de beslissing vervolgens inhoudelijk beoordelen.

Zoals de beroepscommissie in haar uitspraak d.d. 9 februari 1998 (C 97/28) heeft overwogen leidt een beslissing van de Minister tot verlenging van de passantentermijn wegens capaciteitstekort niet zonder meer tot gegrondverklaringvan het beroep. Volgens bestendige jurisprudentie van de beroepscommissie kan het beroep leiden tot gegrondverklaring indien de duur van de passantentermijn onredelijk en onbillijk moet worden geacht en/of de psychische conditie vande tbs-passant zodanig is dat hij als ongeschikt voor verder verblijf in een p.i. moet worden aangemerkt.

Gezien de door de Minister overgelegde recente capaciteitsgegevens is voldoende aannemelijk dat klager als gevolg van het capaciteitstekort nog niet is geplaatst in een tbs-inrichting. Ook is voldoende aannemelijk geworden dat deMinister bij zijn beslissing op dit punt niet is afgeweken van zijn beleid om de volgorde van plaatsing van tbs-gestelden in een tbs-inrichting te laten bepalen door de volgorde van de data waarop de terbeschikkingstellingen vanklager en de overige tbs-gestelden zijn ingegaan.

De Minister is er bij zijn beslissing tot verlenging van klagers passantentermijn van uitgegaan dat klagers psychische conditie op dat moment niet zodanig was dat hij moest worden aangemerkt als ongeschikt voor verder verblijf in deFOBA. De Minister heeft klager eerst als voorrangskandidaat voor plaatsing in een tbs-inrichting aangemerkt met ingang van de datum van de medische verklaring, te weten 4 februari 2002.

De beroepscommissie kan de Minister hierin niet volgen.
Uit de medische verklaring d.d. 4 februari 2002 van een psychiater van de Forensisch Psychiatrische Dienst te Amsterdam blijkt dat ernstige gedragsstoornissen voortkomen uit klagers psychische conditie. Deze stoornissen leiden totveel problemen en overlast in de FOBA. Klager heeft voorts aan deze psychiater aangegeven dat hij in ondraaglijke spanning en onzekerheid verkeert over de plaats en het moment van aanvang van zijn tbs-behandeling. De psychiateracht klager als gevolg van zijn stoornis ongeschikt voor verder verblijf in een p.i. en is van oordeel dat hij bij voorrang dient te worden geplaatst in een tbs-inrichting.
De beroepscommissie gaat er van uit dat klager al voor de datum van het onderzoek door voormelde psychiater en zelfs voor de datum van de verlengingsbeslissing als detentieongeschikt moest worden aangemerkt en neemt daarbij inaanmerking dat reeds bij brief d.d. 4 juli 2001 door een psycholoog en een psychiater van de FOBA aan de Minister is verzocht klager, die toen al lange tijd in de FOBA verbleef, met voorrang te selecteren en te plaatsen in eentbs-inrichting, in verband met toenemende uitvoerig in de brief omschreven gedragsproblematiek, voortkomend uit klagers pervasieve ontwikkelingsstoornis.
De beroepscommissie merkt hierbij op dat de brief van de deskundigen van de FOBA door de Minister is overgelegd in het kader van het beroep tegen de beslissing vermeld onder 1.b. en ten onrechte niet tevens in het kader van hetberoep tegen de beslissing onder 1.a.
De beslissing onder 1.a. is, gelet op klagers detentieongeschiktheid, onredelijk en onbillijk.

De beroepscommissie zal, al het hiervoor overwogene in aanmerking genomen, met toepassing van artikel 66, derde lid onder c, BVT, volstaan met vernietiging van de bestreden beslissing.

Nu de rechtsgevolgen van de tevens op materiële grond te vernietigen beslissing niet meer ongedaan zijn te maken dient klager ook terzake een tegemoetkoming te worden geboden.
De beroepscommissie zal deze tegemoetkoming vaststellen op € 600,-- per maand vanaf de datum waarop in verband met de vernietiging van de beslissing tot verlenging van de passantentermijn wegens detentieongeschiktheid een zodanigetermijn niet meer liep tot de dag waarop plaatsing in een tbs-inrichting daadwerkelijk is verwezenlijkt, met dien verstande dat dit bedrag na het verstrijken van een periode van drie maanden van voortgezet verblijf in een p.i. wordtverhoogd met een bedrag van € 125,-- per maand.

Ten aanzien van de onder 1.b. vermelde beslissing tot verlenging van de passantentermijn.
De beroepscommissie heeft, zoals hiervoor is overwogen, besloten de beslissing onder 1.a. te vernietigen, omdat deze onredelijk en onbillijk is in verband met detentieonge-schiktheid van klager.
Dit brengt mee dat de beslissing tot verdere verlenging van klagers passantentermijn als vermeld onder 1.b. eveneens onredelijk en onbillijk is. Daarom zal het hiertegen gerichte beroep ook gegrond worden verklaard en dient debeslissing eveneens te worden vernietigd.
De beroepscommissie zal, met toepassing van artikel 66, derde lid onder c, BVT, volstaan met vernietiging van deze beslissing.
De rechtsgevolgen van deze beslissing zijn niet meer ongedaan te maken. Er behoeft dienaangaande evenwel geen tegemoetkoming te worden vastgesteld, omdat de tegemoetkoming die zal worden vastgesteld in het kader van het beroep tegende beslissing onder a. ook het tijdvak omvat van de beslissing onder 1.b.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep tegen de beslissing onder 1.a. gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van de Minister toekomende tegemoetkoming op
a.) € 50,-- en
b.) € 600,-- per maand vanaf de datum waarop in verband met de vernietiging van de beslissing tot verlenging van de passantentermijn wegens detentieongeschiktheid een zodanige termijn niet meer liep tot de dag waarop plaatsing ineen tbs-inrichting daadwerkelijk is verwezenlijkt, met dien verstande dat dit bedrag na het verstrijken van een periode van drie maanden van voortgezet verblijf in penitentiaire inrichting wordt verhoogd met een bedrag van € 125,--per maand.

De beroepscommissie verklaart het beroep tegen de beslissing onder 1.b. gegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, prof.dr. N.W. Slot en de heer J.L. Brand, leden, in tegenwoordigheid van mr. C.F. Swart-Babbé, secretaris, op

secretaris voorzitter

nummer: 01/2147/TP en 02/302/TP

betreft: [...], verder klager te noemen.

Verslag van het behandelde ter zitting van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden van 18 maart 2002, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam te Amsterdam.

Samenstelling van de beroepscommissie:
voorzitter: mr. S.L. Donker,
leden: prof.dr. N.W. Slot en de heer J.L. Brand.
De beroepscommissie is bijgestaan door de secretaris mr. C.F. Swart-Babbé.

Gehoord is klager, bijgestaan door zijn vrouw [...] en zijn ouders [...] en [...].

Door en namens klager is - zakelijk weergegeven - het volgende verklaard.
Klager is vanaf zijn vierde jaar behandeld, zowel klinisch als ambulant, in verband met zijn autistische stoornis. Het is een ernstige, onzichtbare, stoornis, waarbij hij hulp en begeleiding nodig heeft. Hij heeft in verschillendeBOPZ-inrichtingen verbleven, maar het is niet gelukt hem met succes te behandelen. Hij is in het najaar van 2000 op straat gekomen zonder begeleiding en heeft een zelfstandige woning gekregen. Klagers ouders en zijn raadsvrouw -diehem vanaf zijn 16e jaar kent-
zagen dit niet zitten. Zij wijten het delict van klager aan het falen van de jeugdhulpverlening en de onmacht van de BOPZ-inrichtingen om hem een goede behandeling te bieden.
Klager is jong. Het feit dat hij heeft gepleegd is niet zo ernstig. Hem is tbs opgelegd bij gebrek aan iets anders. Klager en zijn ouders hebben berust in de tbs-oplegging, in de hoop dat zijn behandeling snel op gang zou komen.Mevrouw [...], een van de deskundigen die de rapportage pro justitia heeft uitgebracht, heeft mondeling tegenover de ouders uitgesproken dat zij meende dat klager niet zo erg lang op plaatsing zou behoeven te wachten.
Het is triest om via deze beroepsprocedure te moeten laten zien dat het niet goed met klager gaat. Vaardigheden die hij vroeger heeft aangeleerd zijn inmiddels weer afgebroken. Klager zit heel complex in elkaar maar is ook heelintelligent. Hij is regelmatig depressief en vraagt dan pillen aan zijn ouders, maar dat hoort niet bij hem. Op andere momenten wil hij wel verder.
De deskundigen van de FOBA hebben in de zomer van 2001 al aangegeven dat klagers situatie onhoudbaar is, dat hij detentieongeschikt is en met spoed in een tbs-kliniek moet worden geplaatst. Het is onredelijk dat hij nog steeds opplaatsing in een tbs-inrichting moet wachten. Kort geleden is bekend geworden dat de plaatsing in De Singel niet doorgaat. Omdat De Singel bij de intake meende te constateren dat klager psychotisch is kan hij daar kennelijk nietbehandeld worden. Over deze diagnose bestaat discussie. Klager vindt dat hij niet psychotisch is en meent dat er daarom geen beletsel is om hem in De Singel te plaatsen.
Klager weet nog steeds niet waar hij aan toe is. Deze onzekerheid heeft een zeer nadelige invloed op zijn functioneren. Het is van het grootste belang dat hem nu duidelijkheid wordt geboden. Bij de aanstaande intake voor DeKijvelanden is weer het risico aanwezig dat die tbs-inrichting van oordeel is dat klager daar niet past.

Namens de Minister van Justitie zijn gehoord de heer [...] en mevrouw [...]. Namens de Minister is - zakelijk weergegeven - het volgende naar voren gebracht.
In de wachtlijsten van diverse tbs-klinieken was een verstopping ontstaan door stagnatie van de doorstroming en door gebreken ten aanzien van diverse behandelcondities in de klinieken. Ter bekorting van de wachttijden voor dezetbs-gestelden met naar schatting 3⁄4 jaar is nieuw beleid ontwikkeld. Een notitie hierover is ter zitting overgelegd.
Als gevolg van dit beleid zijn 23 te lang wachtenden of tbs-gestelden, die gelet op de vereiste behandelcondities niet geplaatst bleken te kunnen worden overeenkomstig de plaatsingsbeslissing, opnieuw geselecteerd. Daarmee wordtbespoediging van hun plaatsing beoogd.
Klager behoort tot de tweede categorie. Drie weken geleden is beslist dat klager niet in De Singel kan worden geplaatst. Omdat in De Singel thans onvoldoende behandelcoördinatoren -met name psychiaters- aanwezig zijn, is het nietmogelijk om hem daar op te nemen. Klager is op dat moment geplaatst op de wachtlijst voor De Kijvelanden. Zijn medische urgentie is, door toezending van de verklaring van de psychiater van de Forensisch Psychiatrische Dienst teAmsterdam, aan die kliniek doorgegeven.
De medische urgentie is in de ogen van de Minister pas vast komen te staan door genoemde medische verklaring. Die verklaring wordt als zwaarder beschouwd dan de signalen vanuit de FOBA in juli 2001.
Aan de beroepscommissie zal telefonisch nadere informatie worden verstrekt over de voor klager nog resterende wachtduur.
Opgemerkt wordt nog dat er in de afgelopen periode wel opnames in De Singel zijn geweest, doch voor die tbs-gestelden was daar wel een adequate behandeling mogelijk.

De namens de Minister overgelegde notitie is als bijlage aan dit verslag gehecht.

secretaris voorzitter

Naar boven