Nummer: 12/1974/SGA
Betreft: [klager] datum: 28 juni 2012
De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. Th. Boumans, namens
[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de locatie Sittard.
Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van genoemde locatie d.d. 15 juni 2012, inhoudende de oplegging van een disciplinaire straf van
uitsluiting van deelname aan activiteiten, in die zin dat verzoeker wordt uitgesloten van deelname aan de fitness, voor de duur van vier weken, ingaande op 15 juni 2012 om 15.00 uur en eindigende op 13 juli 2012 om 15.00 uur.
Deze straf is aan verzoeker opgelegd omdat hij een personeelslid van de sport heeft bedreigd.
De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift d.d. 21 juni 2012 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur d.d. 27 juni 2012.
1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.
De bestreden disciplinaire straf, die is opgelegd op grond van het bepaalde in artikel 51, eerste lid, onder c van de Pbw, heeft – volgens de schriftelijke mededeling van die beslissing – een geldigheidsduur van vier weken. Dit betekent dat die
beslissing – voorzover deze duur de duur van veertien dagen te boven gaat – strijdig is met het bepaalde in genoemd artikel. Het verzoek komt daarom – voorzover de duur van de disciplinaire straf langer is dan veertien dagen – voor toewijzing in
aanmerking.
Ten aanzien van de eerste veertien dagen van de geldigheidsduur van de beslissing van de directeur stelt de voorzitter voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte
bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig
onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval. Uit de inlichtingen van de directeur en uit
het verslag dat ten grondslag ligt aan de bestreden beslissing wordt – naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – voldoende aannemelijk dat verzoeker zodanig gedrag heeft vertoond, dat dit een beslissing als de onderhavige kan rechtvaardigen. Het
verzoek zal daarom in zoverre worden afgewezen.
2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek gedeeltelijk toe en schorst tot het moment dat de beklagcommissie op het beklag zal hebben beslist de beslissing van de directeur voorzover de tenuitvoerlegging van de bestreden disciplinaire straf de veertien dagen te
boven gaat.
Wijst het verzoek voor het overige af.
Aldus gegeven door mr. A.G. Coumans, voorzitter, in tegenwoordigheid van B.A. Bogaars, secretaris, op 28 juni 2012.
secretaris voorzitter