Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 01/1773/GM, 23 april 2002, beroep
Uitspraakdatum:23-04-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 01/1773/GM

betreft: [klager] datum: 23 april 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennis genomen van een op 18 september 2001 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de locatie De IJssel te Krimpen aan den IJssel,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag d.d. 6 september 2001 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 15 maart 2002, gehouden in de p.i. Over-Amstel te Amsterdam is klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt en op behoorlijke wijze was opgeroepen, niet verschenen.
De aan de locatie De IJssel verbonden arts is, hoewel daartoe uitgenodigd, evenmin ter zitting verschenen. Hij heeft een schriftelijke reactie gegeven op het beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur d.d. 10 augustus 2001, betreft het niet krijgen van een medisch matras en hoofdkussen voor klagers rugklachten.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft het volgende aangevoerd.
Hij heeft al jaren rugklachten. Ondanks zijn vele verzoeken om een speciaal, medisch matras en hoofdkussen voor zijn rugklachten, krijgt hij die niet van de medische dienst.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen.
Binnen de locatie De IJssel geldt het beleid dat een gedetineerde een medisch matras krijgt als de arts na onderzoek oordeelt dat er sprake is van een aantoonbare rugafwijking zoals een hernia of botafwijking. Een medisch matras isniet een aan de persoon aangepast matras, maar een "gewoon" matras dat iets dikker en steviger is dan de standaardmatrassen die tot de celinventaris horen.
Klager is uitgebreid onderzocht en daarbij zijn geen afwijkingen geconstateerd.
Hij klaagde in februari 2001 over zijn rug. Zijn matras is toen door een verpleegkundige geïnspecteerd en goed bevonden. Wel werd hem het advies gegeven om één in plaats van twee kussens te gebruiken, omdat dit de slaaphouding tengoede komt. In juli 2001 kwam klager weer op consult met wederom rugklachten. Er is toen fysiotherapie afgesproken. Volgens de fysiotherapeut is er sprake van slechte statiek en spanning. Op 8 augustus 2001 is klager weer op consultgeweest. Zijn pijnklachten waren door zijn mobilisatie afgenomen. Klager heeft op 14 augustus 2001 bij een andere arts aangegeven dat hij wilde dat er foto's van zijn wervelkolom werden gemaakt. Hierin is toegestemd. Op de foto'szijn geen afwijkingen geconstateerd.

3. De beoordeling
Als onweersproken is komen vast te staan dat de inrichtingsarts klagers rugklachten heeft onderzocht en dat hij geen afwijkingen aan klagers rug heeft geconstateerd. De arts zag daarom geen aanleiding om klager een speciaal, medischmatras te verstrekken. Wel heeft hij klager fysiotherapie voorgeschreven. Verder is als onweersproken komen vast te staan dat de pijn door de fysiotherapie minder werd.
De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de aan de inrichting verbonden arts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 PM neergelegde norm.Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, drs. H. van den Berg en drs. F.M.M. van Exter, leden, in tegenwoordigheid van
mr. M. Vodegel, secretaris, op 23 april 2002.

secretaris voorzitter

Naar boven