Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/1187/GB, 10 juli 2012, beroep
Uitspraakdatum:10-07-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 12/1187/GB

Betreft: [klager] datum: 10 juli 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S.C. van Paridon, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 2 april 2012 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) met aansluitend plaatsing in een penitentiair programma (p.p.) afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 23 februari 2011 gedetineerd. Hij verblijft in de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
In klagers strafzaak is het volgende overwogen:
“De verdachte heeft duidelijk gemaakt op dit moment geen behoefte te hebben aan hulp van de reclassering. Mocht dat tegen het einde van de detentie anders zijn, dan kan daaraan mogelijk invulling worden gegeven in het kader van bijzondere voorwaarden
te
stellen aan het v.i.-traject.”
De bestreden beslissing van de selectiefunctionaris druist volgens klager in tegen de geest van het vonnis van de rechtbank. Klager heeft een hulpvraag die niet zonder meer terzijde kan worden gelegd. Klager merkt voorts nog op dat confrontatie met het
slachtoffer onmogelijk is. De aangever kan zich niets meer herinneren van de daders. Hem zijn geen foto’s getoond en het slachtoffer heeft zich niet als benadeelde partij in de strafzaak gevoegd. Omdat klager in hoger beroep nog steeds alle
betrokkenheid bij het hem verweten feit ontkent, kan hij ook niet weten wie het slachtoffer is. Zij zullen elkaar onmogelijk kunnen ontmoeten. De medeverdachte van klager is inmiddels in vrijheid en verblijft in het Rotterdamse. Beiden zijn tot
dezelfde
straf veroordeeld. Op basis van het gelijkheidbeginsel dient klager dezelfde kansen te krijgen als de medeverdachte.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager is gedetineerd op verdenking van het plegen van een gewelddadige straatroof. In eerste aanleg is hij tot drie jaar gevangenisstraf veroordeeld, tegen welke veroordeling hij hoger beroep heeft ingesteld. Het Openbaar Ministerie (OM) adviseert
negatief in verband met recidivegevaar, de positie van het slachtoffer en de maatsschappelijke onrust. Dat advies heeft een zwaarwegend karakter nu klager nog niet onherroepelijk is veroordeeld. Klager wenst zijn verloven door te brengen in Rotterdam,
zijnde de plaats waar het delict is gepleegd. Klager komt sinds 2001 in aanraking met justitie en is meermalen onder het jeugdrecht veroordeeld. Ook onder het volwassenenrecht is hij herhaaldelijk veroordeeld, onder meer voor straatroof. De
reclassering
spreekt in dat verband van een delictpatroon. Het recidiverisico wordt bij klager hoog ingeschat. Ook wordt aangegeven dat er gevaar is voor letselschade voor willekeurige personen. Naar aanleiding van een en ander heeft de directeur van de p.i.
Krimpen
aan den IJssel een negatief selectieadvies gegeven.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 2 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden, komen voor plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een te verwaarlozen vlucht- of maatschappelijk risico
vormen, aan wie een vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd, ten minste de helft van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan, geen veroordelingen tot betaling van een geldboete of geldbedrag van meer dan € 226,= hebben openstaan, een
strafrestant hebben van ten minste zes weken en ten hoogste zes maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. In de toelichting op dit artikel (Stcr. 2000,176) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een belangrijke rol speelt. Indicator
bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de preventieve hechtenis, incidenteel verlof,
strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en achtergrond van het gepleegde delict en de
persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3. De beroepscommissie stelt voorop dat alleen het negatieve advies van het OM – dat door de selectiefunctionaris als zwaarwegend wordt aangemerkt – de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris niet kan dragen. Daarvoor ontbreekt enige
feitelijke onderbouwing van dat advies. Dit kan evenwel niet leiden tot een gegrondverklaring van het beroep. Klager is, blijkens het uittreksel uit de justitiële documentatie, in de afgelopen jaren meermalen met politie en justitie in aanraking
gekomen
in verband met het plegen van vermogens- en geweldsdelicten. Blijkens de bij de inlichtingen van de selectiefunctionaris gevoegde reclasseringsrapportage omtrent klager van 20 december 2011 en de Risico-inventarisatie (Risc) van 19 augustus 2011, wordt
het recidiverisico als hoog ingeschat, terwijl daarnaast het risico op letselschade bij willekeurige personen aanwezig wordt geacht. Gelet daarop kan niet worden gezegd dat er bij klager, als hij in een inrichting met regimaire vrijheden zou worden
geplaatst, geen sprake is van een te verwaarlozen maatschappelijk risico. Dat maakt dat de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of
onbillijk kan worden aangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in
tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 10 juli 2012

secretaris voorzitter

Naar boven