Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 01/1765/GM, 25 april 2002, beroep
Uitspraakdatum:25-04-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 01/1765/GM

betreft: [klager] datum: 25 april 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennis genomen van een op 24 september 2001 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R.M. van der Zwan,namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de locatie Scheveningen 2 te Den Haag,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag d.d. 29 augustus 2001 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, behoorlijk was opgeroepen, is hij niet ter zitting van de beroepscommissie van 15 maart 2002, gehouden in de p.i. Over-Amstel te Amsterdam verschenen. Zijn raadsman en de aan delocatie Scheveningen 2 verbonden arts hebben schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur d.d. 12 juli 2001, betreft het niet behandelen van klagers knieletsel dat hij tijdens zijn detentie heeft opgelopen.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft zijn klacht als volgt toegelicht.
Op 16 maart 2001 heeft hij zijn knie geblesseerd. Dit was erg pijnlijk. De inrichtingsarts heeft toen een verkeerde diagnose gesteld. Daardoor heeft klager gedurende drie maanden met veel pijn rondgelopen. De dokter bleef maar tegenhem zeggen dat het niet serieus was en dat het met de tijd vanzelf over zou gaan, maar uiteindelijk moest hij geopereerd worden. Klager voelt zich benadeeld door de onprofessionele houding van de arts. Het zou nooit zover hebbenhoeven komen als de arts op tijd had gereageerd.

De inrichtingsarts heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de medisch adviseur, niet nader toegelicht. Dit standpunt luidt als volgt.
Klager is op 19 maart 2001 tijdens het sporten door zijn knie gegaan. Hij is die dag op het spreekuur van de inrichtingsarts geweest. De arts heeft ernaar gekeken en wilde bekijken hoe de knie zich verder zou ontwikkelen. Op 22 en27 maart 2001 is klager weer op controle geweest. Het ging toen wat beter met zijn knie, maar hij bleef klachten houden. Er is daarom verwezen naar de fysiotherapeut. Daar de behandeling bij de fysiotherapeut niet het gehoopteresultaat had, adviseerde hij dat er verder naar klagers knie gekeken zou worden. Klager is toen verwezen naar de orthopedisch chirurg. Hij is daar op 11 mei 2001 geweest. De chirurg heeft een kruk en pijnstillers geadviseerd. Dielaatste heeft klager niet genomen.
Klager is op de wachtlijst gezet voor een arthroscopie voor zijn rechter knie. Op 29 juni 2001 is in het penitentiair ziekenhuis een arthroscopie verricht.

3. De beoordeling
De beroepscommissie is van oordeel dat het handelen van de aan de inrichting verbonden arts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. De door de arts verrichte behandeling, waaronder het ineerste instantie afwachten of er natuurlijk herstel optreedt, is een gangbare behandeling in een geval als het onderhavige. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, drs. H. van der Berg en drs. F.M.M. van Exter, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Vodegel, secretaris, op

secretaris voorzitter

Naar boven