nummer: 12/911/GA
betreft: [klager] datum: 16 juli 2012
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
de directeur van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught,
gericht tegen een uitspraak van – zo verstaat de beroepscommissie – op of omstreeks 12 maart 2012 van de alleensprekende beklagrechter bij de p.i. Vught, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 22 juni 2012, gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman [...], en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de p.i. Vught.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de afwijzing van een verzoek om algemeen verlof.
De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven en aan klager een tegemoetkoming toegekend van € 50,=.
2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Volgens de beklagcommissie is niet vast komen te staan dat een oproep (voor de dag en plaats van de zelfmelding) klager daadwerkelijk heeft bereikt. Daarom zou de reden voor de afwijzing van verlof, de onttrekking aan de tenuitvoerlegging, onvoldoende
zijn gemotiveerd. De inrichting controleert bij de instantie die de oproep om zich te melden bij de inrichting heeft verzonden, in casu het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB), of de oproep daadwerkelijk is verzonden. Als dat het geval is, gaat de
inrichting er vanuit dat die oproep ook is aangekomen. Indien de betreffende gedetineerde zich vervolgens niet op de in die oproep vermelde datum meldt bij de inrichting, is dat niet melden een contra-indicatie voor het verlenen van verlof. Het door
het
CJIB aan de inrichting doorgegeven adres van de gedetineerde wordt gecontroleerd in de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA). Voor zover de inrichting weet, worden die oproepen niet aangetekend verzonden.
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager heeft van het CJIB nooit een oproep ontvangen om zich te melden. Klager heeft overigens ook nooit een afschrift van het veroordelend vonnis ontvangen. Klager is in de tijd waarin dit voorval speelde verhuisd. Het is daarom mogelijk dat de oproep
naar een ander adres is gezonden. Klager stond ingeschreven op het adres[...] te Tilburg. Dit GBA adres gebruikte klager als postadres. Klager verbleef daar dus niet maar ging daar wel steeds zijn post ophalen. Feitelijk woonde klager elders. Hij kon
zich niet inschrijven op het feitelijke woonadres omdat een andere bewoner dan problemen zou krijgen met zijn uitkering. Het betreft klagers eerste detentie. Toen hij uiteindelijk door de politie werd gearresteerd om zijn detentie uit te zitten, heeft
hij op het politiebureau voor het eerst contact gehad met een advocaat. Klager is van mening dat, om te kunnen spreken van een onttrekking, eerst voldoende duidelijk zou moeten zijn dat de oproep van het CJIB daadwerkelijk is ontvangen. Klager is van
mening dat het feit dat hij niet (feitelijk) verbleef op het adres waar hij was ingeschreven, geen reden mag zijn voor een afwijzing van een verzoek algemeen verlof. In de ogen van klager zien de afwijzingsgronden van artikel 4 van de Regeling
tijdelijk
verlaten van de inrichting (hierna (de Regeling) enkel op omstandigheden tijdens detentie. Klagers gedrag tijdens detentie is steeds goed geweest. Na de eerste afwijzing heeft klager verlof genoten. Klager verzoekt de beroepscommissie het beroep van de
directeur ongegrond te verklaren. Desgevraagd deelt klager nog mee dat hij voorafgaande aan zijn arrestatie geen post heeft gehad in verband met het zelfmelden.
3. De beoordeling
Op grond van artikel 4 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting moet de directeur verlof weigeren in het geval van (onder meer) ernstig vermoeden dat de gedetineerde zal proberen zich aan de detentie te onttrekken. De beroepscommissie
verstaat dat de directeur de afwijzing van het verzoek om algemeen verlof op die grond heeft gestoeld. De vrees voor onttrekking hoeft niet voort te komen uit feiten of omstandigheden tijdens de tenuitvoerlegging van de detentie maar kan ook ontstaan
doordat de gedetineerde zich voorafgaand aan de huidige detentie heeft onttrokken aan een eerdere detentie of geen gehoor heeft gegeven aan oproepen om zich te melden voor het ondergaan van de detentie.
De Beleidsregels openbaar ministerie met betrekking tot zelfmeldbeleid (Bijlage 1 bij de aanwijzing executie 2010 A031) houden in: “Wanneer een veroordeelde voor toewijzing van de status van zelfmelder in aanmerking komt, verzendt het CJIB aan de
veroordeelde per brief een zogenaamde vooraankondiging met een verklaring die binnen 30 dagen dient te worden geretourneerd. Door het terugsturen van de verklaring verplicht de veroordeelde zich gevolg te geven aan de oproep die hem door het CJIB
respectievelijk door het Bureau Capaciteitsbenutting en Logistiek (BCL) van DJI vervolgens wordt verzonden.” Pas wanneer een veroordeelde schriftelijk reageert op de vooraankondiging wordt hij als zelfmelder aangemerkt en wordt hem bij gewone brief een
oproep gezonden zich te melden.
Nu klager stelt geen enkel bericht van het CJIB te hebben ontvangen, moet ervan worden uitgegaan dat hij geen vooraankondiging heeft gehad. Ingeval hij namelijk wel een vooraankondiging zou hebben gehad, moet hij, indien hij daarop heeft gereageerd,
geweten hebben dat een oproep zich te melden aanstaande was. In dat geval zijn eventuele adresperikelen niet meer van doorslaggevende betekenis, omdat klager dan bereikbaar is gebleken. Dat een oproepbrief in dat geval alsnog kwijtraakt, is niet
uitgesloten, maar zo onwaarschijnlijk dat het niet onredelijk is dat de directeur ervan uitgaat dat dit voor het risico van degene die wordt opgeroepen komt en dat de directeur niet alsnog zelf een onderzoek instelt. Daarbij verdient opmerking dat een
gedetineerde die meent dat hij ten onrechte niet meer wordt aangemerkt als zelfmelder omdat er gebreken aan de oproepingsprocedure kleven de gelegenheid heeft dit in het kader van een beroep tegen zijn plaatsing in een gesloten inrichting ter sprake te
brengen. De directeur mag dan dus afgaan op de inlichtingen van het CJIB.
Dit is niet anders als er met klager vanuit wordt gegaan dat geen enkel schrijven van het CJIB en dus ook geen vooraankondiging hem heeft bereikt. Weliswaar worden brieven in de oproepprocedure verzonden bij gewone brief, maar daarbij geschiedt
adresverificatie en worden brieven indien een veroordeelde is ingeschreven in de gemeente bevolkingsadministratie (GBA) verzonden naar dat adres van inschrijving. Gebleken is dat dat in het onderhavige geval ook zo is geschied. Overigens geldt ook hier
dat niet is uitgesloten dat een brief het GBA-adres niet bereikt, maar dat is zo onwaarschijnlijk dat het niet onredelijk is dat de directeur ervan uitgaat dat dit voor het risico van degene die wordt opgeroepen komt en dat de directeur niet alsnog
onderzoek instelt. Ook hier geldt dat de oproepperikelen aan de orde kunnen worden gesteld in een beroep tegen plaatsing in een gesloten inrichting en dat de directeur mag afgaan op de inlichtingen van het CJIB.
De vraag die hier dus uiteindelijk te beantwoorden is, is of de directeur in redelijkheid kon afgaan op het oordeel van het CJIB dat klager niet heeft meegewerkt aan de meldingsprocedure. Het gaat te ver indien het CJIB tot dat oordeel komt, van de
directeur te verlangen dat hij vervolgens nog eigen onderzoek doet. Hij mag derhalve afgaan op het oordeel van het CJIB en gelet daarop heeft hij klager op goede grond aangemerkt als een veroordeelde die geen gehoor heeft gegeven aan een oproep om zich
te melden voor het ondergaan van de detentie. Derhalve heeft de directeur klager terecht aangemerkt als een gedetineerde die valt onder artikel 4 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting aan wie verlof dient te worden geweigerd.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, dr. A.M. van Kalmthout en J.M.L. Pattijn MSM, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 16 juli 2012
secretaris voorzitter