Nummer: 12/1182/GB
Betreft: [klager] datum: 6 juli 2012
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 4 april 2012 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de afwijzing van klagers verzoek om hem in een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) te plaatsen ongegrond verklaard.
2. De feiten
Klager is sedert 26 november 2003 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring (h.v.b.) van de p.i. Vught. Op 6 juni 2012 is hij overgeplaatst naar de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Dordrecht, waar een regime van algehele
gemeenschap geldt.
3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Klager is het niet eens met de afwijzing van zijn verzoek. Hij vindt dat hij recht heeft op plaatsing in een b.b.i. Hij is momenteel bezig met zijn resocialisatie. Hij heeft zich al ingeschreven in
de gemeentelijke basisadministratie (GBA) van de gemeente Eindhoven, zodat hij in aanmerking kan komen voor woonruimte en eventueel voor werk. Klager heeft een alternatief verlofadres in Eindhoven.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Om in aanmerking te komen voor plaatsing in een b.b.i. moet aan verschillende vereisten worden voldaan. Een van die vereisten is een aanvaardbaar verlofadres. Het door
klager opgegeven alternatieve verlofadres was ten tijde van de bestreden beslissing nog niet door de politie goedgekeurd. Inmiddels is dit adres door de politie goedgekeurd. Desondanks komt klager volgens de selectiefunctionaris niet in aanmerking voor
plaatsing in een b.b.i. De Advocaat-Generaal heeft negatief geadviseerd ten aanzien van klagers verzoek vanwege het risico op maatschappelijke onrust, het risico op slachtofferconfrontatie en klagers agressieve persoonlijkheid. Verder komt uit het
reclasseringsrapport en het advies van de inrichting naar voren dat klager binnen de inrichting moeite heeft met zelfstandig zijn. Daarom zijn er verschillende trainingen geïndiceerd. Klager heeft nog geen enkele training met goed gevolg afgerond. In
een b.b.i. wordt van gedetineerden verwacht dat zij goed kunnen omgaan met vrijheden en dat zij zelfstandig zijn. Gelet hierop adviseert de selectiefunctionaris om klagers beroep ongegrond te verklaren. Klager heeft, gelet op zijn strafrestant, nog
voldoende tijd om de geïndiceerde trainingen af te ronden. Deze trainingen zijn bedoeld om het recidiverisico te verlagen en om de gedetineerde meer zelfinzicht te geven. Na afronding van de trainingen kan klager een nieuw verzoek indienen en wellicht
dat er dan geen weigeringsgronden meer aanwezig zijn.
4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk
risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.
4.2. In de toelichting op dit artikel (Stcr. 12 september 2000, nr. 176, pagina 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een
belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de
preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en
achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.
4.3. De op de onder 3.2. genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie neemt hierbij in
aanmerking dat uit het selectieadvies van de directeur van de p.i. Vught blijkt dat klager problemen heeft met zelfstandigheid. Tevens blijkt uit dat advies dat er verschillende interventies zijn geïndiceerd, waarvan klager er nog geen één heeft
ondergaan. Bovendien heeft de Advocaat-Generaal negatief geadviseerd met betrekking tot plaatsing van klager in een b.b.i. Gelet op het voorgaande is de beroepscommissie dan ook van oordeel dat de selectiefunctionaris in redelijkheid heeft kunnen
besluiten dat klager vooralsnog niet in aanmerking komt voor plaatsing in een b.b.i. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
Ten overvloede overweegt de beroepscommissie dat klager, indien hij de geïndiceerde interventies heeft ondergaan, opnieuw een verzoek om plaatsing in een b.b.i. kan indienen.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 6 juli 2012
secretaris voorzitter