Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/1273/GB, 6 juli 2012, beroep
Uitspraakdatum:06-07-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 12/1273/GB

Betreft: [klager] datum: 6 juli 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. H. Bos, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 13 april 2012 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Lelystad ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 10 februari 2011 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring van de locatie Havenstraat te Amsterdam. Op 5 april 2012 is hij geplaatst in de gevangenis van de p.i. Lelystad, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager wil in aanmerking komen voor detentiefasering. Volgens het selectieadvies komt klager vanaf 8 februari 2012 in aanmerking voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.). De
selectiefunctionaris heeft niet beslist in overeenstemming met dit selectieadvies. Klager en het Openbaar Ministerie hebben hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank. De door de rechtbank in eerste aanleg opgelegde straf kan in hoger
beroep dan ook lager of hoger uitvallen. Daar valt nog niets over te zeggen. Volgens klager dient dan ook te worden uitgegaan van de in eerste aanleg opgelegde straf. Hierbij is van belang dat de inhoudelijke behandeling in hoger beroep op zijn vroegst
in het voorjaar van 2013 zal plaatsvinden. Derhalve na klagers einddatum van 8 februari 2013. De selectiefunctionaris heeft in de bestreden beslissing aangegeven dat klager eerder is veroordeeld voor een vermogensdelict en dat daarom de kans op
herhaling niet valt uit te sluiten. Een veroordeling door de kinderrechter in 2008 tot 40 uur werkstraf vanwege de diefstal van een motorfiets is volgens klager volstrekt onvoldoende om enig herhalingsgevaar op te kunnen baseren. Daarnaast geeft de
selectiefunctionaris aan dat slachtofferconfrontatie nauwelijks is uit te sluiten. Volgens klager hanteert de selectiefunctionaris hiermee een onjuist criterium. Het gaat er namelijk om of het gevaar voor slachtofferconfrontatie reëel te noemen is. Dit
is niet het geval. Klager en het slachtoffer wonen namelijk niet in dezelfde stad. De school van het slachtoffer staat in een ander deel van Amsterdam dan klagers verlofadres. Bovendien bewegen klager en het slachtoffer zich in andere kringen. Een
ongewenste confrontatie tussen klager en het slachtoffer ligt dan ook niet in de rede. Klager verzoekt dan ook om zijn beroep gegrond te verklaren zodat hij in aanmerking kan komen voor detentiefasering, zoals volgens het selectieadvies is geadviseerd
door het Coördinatiebureau Terugdringen Recidive (CBTR).

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. De directeur van het h.v.b. van de locatie Havenstraat heeft voorgesteld om klager in aanmerking te laten komen voor plaatsing in een normaal beveiligde inrichting.
Klager had een voorkeur voor plaatsing in de gevangenis van de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard. Dat klager is geselecteerd voor de gevangenis van de p.i. Lelystad en niet voor de locatie Zuyder Bos heeft te maken met het feit dat de capaciteit van
de locatie Zuyder Bos in beginsel is gereserveerd voor gedetineerden die zich na hun detentie zullen vestigen in het noorden van het land, terwijl de capaciteit van de p.i. Lelystad beschikbaar is voor gedetineerden die zich in de directe omgeving van
Amsterdam zullen vestigen. Objectief gezien komt klager in aanmerking voor detentiefasering. De Advocaat-Generaal heeft echter negatief geadviseerd ten aanzien van klagers verzoek om detentiefasering, omdat - in verband met het door het Openbaar
Ministerie ingestelde hoger beroep -, rekening moet worden gehouden met een fors hogere straf. Verder moet rekening worden gehouden met ongewenste slachtofferconfrontatie. Een confrontatie tussen klager en het slachtoffer is volgens de
selectiefunctionaris zeker niet uit te sluiten. Tevens moet volgens de selectiefunctionaris maatschappelijke onrust, vanwege het feit dat een pleger van een dergelijk delict nu alweer vrijheden geniet, worden voorkomen. Ten slotte geeft de
selectiefunctionaris aan dat klager, hoewel dit niet bekend was bij de Advocaat-Generaal, beschikt over een aanvaardbaar verlofadres.

4. De beoordeling
4.1. De gevangenis van de p.i. Lelystad is een gevangenis voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. Klager, die in eerste aanleg is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van algehele gemeenschap worden geplaatst.

4.3. Zowel klager als de Officier van Justitie heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis in eerste aanleg. Volgens klager valt de uitspraak in hoger beroep niet binnen een redelijke termijn te verwachten. Uit de stukken blijkt dat klagers
fictieve einddatum is gesteld op 8 februari 2013, zodat hij, gelet hierop in aanmerking zou kunnen komen voor plaatsing in een b.b.i.

De bestreden beslissing van de selectiefunctionaris is enkel gebaseerd op het negatieve advies van de Advocaat-Generaal. Dit advies is naar het oordeel van de beroepscommissie echter onvoldoende zwaarwegend om aan overplaatsing naar een b.b.i. in de
weg
te staan. Zo is het risico op slachtofferconfrontatie naar het oordeel van de beroepscommissie onvoldoende geconcretiseerd. Hierbij is in aanmerking genomen dat het slachtoffer niet in dezelfde stad woont als waar klagers verlofadres zich bevindt en de
school van het slachtoffer staat in een andere buurt. Het gevaar voor een ernstige verstoring van de openbare orde of het plegen van strafbare feiten, wordt onvoldoende onderbouwd. Nu uit het selectieadvies van de directeur van de locatie Havenstraat
blijkt dat in het re-integratieplan onder meer wordt gesteld dat het recidiverisico laag is, er een laag/gemiddeld risico is op het onttrekken aan voorwaarden en geadviseerd wordt om klager - met inachtneming van een aantal bijzondere voorwaarden - in
een penitentiair programma te plaatsen, is de beroepscommissie dan ook van oordeel dat de bestreden beslissing onvoldoende is gemotiveerd. Hierbij is verder van belang dat uit het selectieadvies blijkt dat klager in de inrichting goed functioneert en
uit de stukken blijkt dat de politie het door klager opgegeven verlofadres heeft goedgekeurd.

Gelet op het voorgaande is de beroepscommissie dan ook van oordeel dat sprake is van een motiveringsgebrek. Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard en de bestreden beslissing dient te worden vernietigd. De selectiefunctionaris zal worden
opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Zij
kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 6 juli 2012

secretaris voorzitter

Naar boven