nummer: 12/692/TA
betreft: [klager] datum: 4 juli 2012
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.F.E. Sprenkels, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 2 februari 2012 van de beklagcommissie bij FPC Veldzicht te Balkbrug, verder te noemen de inrichting,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 13 juni 2012, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught zijn gehoord klagers raadsman mr. M.F.E. Sprenkels en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...], juridisch medewerker.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord.
Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de afzondering op de eigen kamer van 19 tot en met 23 december 2011.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Op het moment van de beslissing tot afzondering was er geen concrete aanwijzing voor vluchtgevaar. De eerdere opschorting van klagers verlof in verband met vermeend vluchtgevaar tijdens verlof is onvoldoende aanleiding voor afzondering.
Klager vermoedt dat diegenen die de directie over een vermeende vluchtpoging hebben ingelicht hebben gehandeld uit afgunst over klagers huwelijk van 2 september 2011.
De GRIP-informatie is pas na het opleggen van de afzonderingsmaatregel door de inrichting ontvangen. De door de inrichting genoemde omstandigheden zijn onvoldoende grond om klager af te zonderen, te meer daar het zes jaar geleden was dat klager eenmaal
eerder zich aan verlof heeft onttrokken.
Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is uit een oogpunt van zorg op zijn kamer afgezonderd om hem rust te geven gezien de informatie die van anderen over hem was ontvangen. Hij was heel onrustig en erg achterdochtig met betrekking tot die informatie en de opschorting van zijn
verlof. Tijdens het horen over de afzondering heeft klager gemeld niet te begrijpen waar de ruis over mogelijke ontvluchting door hem vandaan komt. Op 20 december 2011 is de GRIP-informatie ontvangen. Op 19 december 2011 was daarover nog niets bekend,
maar waren wel veranderingen in klagers gedragingen gezien. Klager belde heel veel met zijn vrouw en familie en was niet in contact met het behandelteam. Al een tijdje was opgevallen dat klager zich anders dan anders gedroeg, ook wat betreft het zich
houden aan de verlofvoorwaarden. Na de afzondering is klager weer in contact gekomen.
3. De beoordeling
Volgens de stukken en het behandelde ter zitting is klager op 19 december om 18.00 uur vanwege de handhaving van de orde en veiligheid op zijn kamer afgezonderd omdat hij, zoals in de schriftelijke mededeling staat vermeld, zich ‘veelvuldig in de ruis’
begeeft en onmachtig is daar adequaat op te handelen. Rust is volgens de inrichting noodzakelijk opdat klager zijn behandeling weer kan oppakken. Deze afzondering is op 23 december 2011 om 15.00 uur opgeheven.
Naar het oordeel van de beroepscommissie zijn door de inrichting geen zodanige feiten of omstandigheden aangevoerd dat op grond daarvan in redelijkheid kan worden geoordeeld dat klager in een zodanige toestand verkeerde dat het noodzakelijk was hem op
19 december 2011 op zijn kamer af te zonderen. Hierbij is in aanmerking genomen dat volgens het verweerschrift van de inrichting bij de beklagcommissie van 19 januari 2012, klagers verlof reeds op 8 december 2011 was opgeschort vanwege de via anderen
ontvangen inlichtingen en dat door het GRIP eerst op 20 december 2011 informatie is ontvangen en doorgegeven waarin wordt aangegeven dat klager tijdens verlof zou willen ontsnappen.
Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard.
Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. Het hoofd van de inrichting is in de gelegenheid gesteld zijn standpunt hieromtrent te bepalen. De beroepscommissie stelt deze vast
op
€ 30,=.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt de aan klager toekomende tegemoetkoming op € 30,=.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. R.M. Maanicus en mr.drs. R.H. Zuijderhoudt, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 4 juli 2012
secretaris voorzitter