nummer: 12/620/GA
betreft: [klager] datum: 3 juli 2012
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. D.M. Penn, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 10 februari 2012 van de beklagcommissie bij de locatie Esserheem te Veenhuizen,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 11 juni 2012, gehouden in de locatie Ooyerhoek Zutphen, zijn gehoord klagers raadsman mr. D.M. Penn, en [...] en [...], respectievelijk plaatsvervangend vestigingsdirecteur en juridisch medewerker bij de locatie
Norgerhaven te Veenhuizen. Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van vijf dagen in verband met een onderzoek naar een incident met een medegedetineerde, ingaande op 18 september 2011, en de beslissing om klager vanaf 22
september 2011 tijdens zijn verblijf in de afzonderingscel onder cameraobservatie te plaatsen, wegens het feit dat klager heeft aangegeven niet meer te willen eten en drinken (beklagnummer Eh 2011/108);
b. de verlenging van de onder a. vermelde ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel met veertien dagen, in afwachting van klagers overplaatsing naar een andere inrichting (beklagnummer Eh 2011/112).
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De ordemaatregel is opgelegd voor een oneigenlijk doel. Het uitvoeren van een onderzoek naar een incident is geen reden voor het opleggen van een
ordemaatregel. Er was voorts geen noodzaak om klager te onderwerpen aan cameraobservatie. Klager heeft gewoon gegeten en gedronken. Iedereen heeft wel eens geen trek. De raadsman vraagt zich af of de inrichtingsarts is geraadpleegd.
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. In de inrichting heeft een vechtpartij plaatsgevonden. Uit het onderzoek waarbij onder andere het slachtoffer is gehoord, is naar voren gekomen dat
klager betrokken zou zijn geweest bij de vechtpartij. In verband met het verdere onderzoek naar de aanleiding en aanloop van de vechtpartij is aan klager een ordemaatregel opgelegd. Tijdens zijn verblijf in de afzonderingscel heeft klager aangegeven
niet meer te willen eten en drinken. Bij dergelijke mededelingen van een gedetineerde neemt de directeur, die verantwoordelijk is voor de gezondheid van de gedetineerden, geen risico’s en wordt beslist om de gedetineerde te observeren door middel van
een camera. Met de inrichtingsarts is de afspraak gemaakt dat van gedetineerden die hebben aangegeven niet meer te willen eten en drinken de vochtinname wordt bijgehouden. Daarvoor is cameraobservatie nodig. De medische dienst wordt altijd geraadpleegd
als daar reden voor is.
3. De beoordeling
Ten aanzien van het beklag onder a, voor zover het de oplegging van de ordemaatregel betreft, overweegt de beroepscommissie dat hetgeen in beroep is aangevoerd niet tot een andere beslissing kan leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal dan
ook ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal in zoverre worden bevestigd.
Ten aanzien van het beklag onder a, voor zover het de beslissing tot toepassing van cameraobservatie betreft, overweegt de beroepscommissie het volgende. Op grond van artikel 24a, eerste lid, van de Pbw kan de directeur, indien dit ter bescherming van
de geestelijke of lichamelijk toestand van de gedetineerde noodzakelijk is, bepalen dat de gedetineerde die in een afzonderingscel verblijft, dag en nacht door middel van een camera wordt geobserveerd. Ingevolge artikel 24a, tweede lid, van de Pbw
dient
de directeur alvorens hiertoe te beslissen het advies in te winnen van een gedragskundige onderscheidenlijk de inrichtingsarts, tenzij dit advies niet kan worden afgewacht. Van dit laatste is niet gebleken. Uit de stukken, noch uit het verhandelde ter
zitting is gebleken dat de directeur advies heeft ingewonnen bij een gedragskundige alvorens te beslissen tot toepassing van cameraobservatie. De beroepscommissie is bovendien van oordeel dat het enkele feit dat klager heeft gezegd niet te willen eten
en drinken, in dit geval de beslissing dat cameraobservatie noodzakelijk is, niet kan dragen. Gelet op het vorenstaande zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre vernietigen en het beklag
alsnog
gegrond verklaren. Nu klager gedurende twee dagen is onderworpen aan cameraobservatie zal de beroepscommissie een tegemoetkoming van € 10,= toekennen.
Ten aanzien van het beklag onder b. overweegt de beroepscommissie het volgende. Op grond van artikel 57, eerste lid, van de Pbw dient de directeur de gedetineerde in de gelegenheid te stellen te worden gehoord alvorens hij beslist omtrent de plaatsing
in afzondering en de verlenging hiervan, als bedoeld in artikel 24, eerste lid, van de Pbw in samenhang met artikel 23, eerste lid, onder a. of b, van de Pbw. Uit de stukken blijkt niet dat klager voorafgaande aan de beslissing tot verlenging van de
ordemaatregel is gehoord. De directeur heeft ter zitting aangegeven dat klager niet is gehoord en dat dat ook niet altijd nodig is. Het beroep zal op formele grond gegrond worden verklaard, de uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd en
het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard. Overigens is de beroepscommissie inhoudelijk van oordeel dat de beslissing van de directeur tot verlenging van de ordemaatregel in afwachting van klagers overplaatsing, bij afweging van alle in aanmerking
komende belangen, niet kan worden aangemerkt als onredelijk en onbillijk. De beroepscommissie acht daarom geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake het beklag onder a, voor zover het de oplegging van de ordemaatregel betreft, ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake het beklag onder a, voor zover het de beslissing tot toepassing van cameraobservatie betreft, gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij
bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 10,=.
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake het beklag onder b. gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent aan klager geen tegemoetkoming toe.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, drs. R.K. Boelens en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van
F.A. Groeneveld, secretaris, op 3 juli 2012
secretaris voorzitter