Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/0344/GB, 3 juli 2012, beroep
Uitspraakdatum:03-07-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 12/344/GB

Betreft: [klager] datum: 3 juli 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 16 januari 2012 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar het huis van bewaring (h.v.b.) van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de locatie Zwolle Zuid 1 ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 2 november 2011 gedetineerd. Hij verbleef als preventief gehechte in het h.v.b. van de locatie Zwolle Zuid 1. Op 15 december 2011 is hij overgeplaatst naar het h.v.b. van het PPC van de locatie Zwolle Zuid 1. Op 5 maart 2012 is klager
in vrijheid gesteld.

3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Op basis van een rapportage van een gedragsdeskundige is klager in het PPC geplaatst. Klager is sinds zijn verblijf in het h.v.b. van de locatie Zwolle Zuid 1 niet geholpen met zijn problemen.
Klager
verzoekt om een tegemoetkoming.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Volgens de inrichting en de daaraan verbonden gedragsdeskundige was een plaatsing in het PPC nodig vanwege klagers psychische gemoedstoestand. Klager had meer behoefte
aan structuur en begeleiding. Voor het PPC in Zwolle is gekozen, omdat klager daar bekend was en snelle plaatsing mogelijk was. Klager is akkoord gegaan met het opgestelde advies voor plaatsing in het PPC.

4. De beoordeling
4.1. Klager behoort, gelet op zijn status als preventief gehechte, tot de categorie gedetineerden voor opneming van wie de huizen van bewaring zijn bestemd.

4.2. In artikel 20c van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing gedetineerden (de Regeling) wordt bepaald dat in een PPC gedetineerden kunnen worden geplaatst ten aanzien van wie: “a. in verband met een psychiatrische stoornis, een
persoonlijkheidsstoornis, psychosociale problematiek, verslavingsproblematiek of een verstandelijke beperking, forensische zorg is geïndiceerd; b. in verband met de vraag of forensische zorg is geïndiceerd, nadere observatie is vereist.” In de
toelichting op deze bepaling is aangegeven dat de PPC’s worden aangewezen als huis van bewaring en als gevangenis (op grond van artikel 9 van de Pbw) bestemd voor de onderbrenging van gedetineerden die een bijzondere opvang behoeven (op grond van
artikel 14 van de Pbw).

4.3. De beslissing tot plaatsing of overplaatsing naar het PPC wordt conform artikel 15, van de Pbw door de selectiefunctionaris genomen. In de toelichting op artikel 20c van de Regeling wordt daarover het volgende aangegeven: “Daaraan voorafgaand
brengt de directeur van de inrichting waar de gedetineerde op dat moment verblijft aan de selectiefunctionaris advies uit over de behoefte aan forensische zorg, op basis van screening en indicatiestelling door het psycho-medisch overleg van de
inrichting of het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie.”

4.4. De onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris moet bij afweging van alle in aanmerking komende belangen als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. Hierbij neemt de beroepscommissie in aanmerking dat uit de
overgelegde stukken onvoldoende kan worden afgeleid dat ten aanzien van klager forensische zorg is geïndiceerd. De informatie in het selectieadvies is te summier en er is geen indicatiestelling aanwezig. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard
en de bestreden beslissing dient te worden vernietigd.
Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie zal de tegemoetkoming vaststellen op € 150,=.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de bestreden beslissing en bepaalt dat klager een tegemoetkoming toekomt ten bedrage van € 150,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van P.A.M. Peters, secretaris, op 3 juli 2012

secretaris voorzitter

Naar boven