Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/1714/GV, 9 juli 2012, beroep
Uitspraakdatum:09-07-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/1714/GV

betreft: [klager] datum: 9 juli 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.L. van Gaalen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 30 mei 2012 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
De stelling dat klager niet meewerkt met de reclassering waardoor er geen recidiverisico kan worden ingeschat, maar op basis van statistische gegevens wel een hoog recidiverisico heeft, wordt onvoldoende schriftelijk onderbouwd. Klagers strafblad kan
niet doorslaggevend zijn voor het oordeel dat klager een hoog recidiverisico heeft. Het betreffen immers feiten uit het verleden waarvoor klager is veroordeeld en zijn straf heeft uitgezeten. Daarnaast zijn het strafbare feiten waarvan de rechtbank
heeft overwogen dat deze hoofdzakelijk onder het jeugdstrafrecht zijn berecht. Klager is inmiddels 26 jaar. Klager is ten aanzien van de straf waarvoor hij thans gedetineerd is, niet onherroepelijk veroordeeld. Klager zal zich houden aan de voorwaarden
die zijn verbonden aan het verlof. Klager wil zich kunnen voorbereiden op zijn terugkeer in de maatschappij. Gelet op het vorenstaande is de bestreden beslissing in strijd met het redelijkheids-, motiverings- en zorgvuldigheidsbeginsel.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Zowel het Openbaar Ministerie (OM) als de politie adviseert negatief. Klager werkt niet mee aan het programma Terugdringen Recidive (TR) en niet mee met de reclassering. De directeur van de locatie Westlinge heeft positief geadviseerd, omdat hij
klagers
verzoek wilde voorleggen aan de selectiefunctionaris. Gelet op klagers plek in de top 600 van veelplegers uit Amsterdam en zijn criminele verleden wordt zijn recidiverisico hoog ingeschat. Dit kan niet aan de hand van een Risc worden vastgesteld, omdat
klager elke vorm van hulpverlening of begeleiding weigert en niet aan TR meewerkt. Klager weigerde ook mee te werken aan een onderzoek door het Nederland Instituut voor Forensische Psychiatrie (NIFP) naar zijn psychische gesteldheid. Het OM adviseert
negatief vanwege het gevaar voor ernstige verstoring van de openbare orde en het plegen van strafbare feiten. De stelling van klagers raadsman dat de meeste delicten zijn gepleegd gedurende klagers jeugd, is onjuist. Klagers belang is in dit geval
ondergeschikt aan het belang van de maatschappij.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Westlinge heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
Het OM adviseert negatief vanwege klagers criminele verleden, het feit dat klager weigert mee te werken met de reclassering, het risico voor een ongewenste confrontatie met slachtoffers of anderszins betrokkenen bij het door klager gepleegde misdrijf
en
het ontbreken van een aanvaardbaar verlofadres.
De politie heeft bezwaar ten aanzien van het verlofadres vanwege het risico dat klager, gelet op zijn criminele verleden, zich schuldig zal maken aan huiselijk geweld.
De reclassering schat klagers recidiverisico als hoog in.
De vrijhedencommissie adviseert, naar aanleiding van de gegrondverklaring van de commissie van toezicht, positief ten aanzien van klagers verlofaanvraag.

3. De beoordeling
Klager is in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van 45 maanden, wegens diefstal, diefstal met braak en heling. Aansluitend dient hij eventueel meerdere subsidiaire hechtenissen van in totaal 42 dagen te ondergaan. Klagers fictieve
einddatum valt op of omstreeks 24 januari 2013.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag.

De onderhavige verlofaanvraag is afgewezen wegens de negatieve adviezen van de politie en het OM, inhoudende dat klager onder meer bekend staat als een veelpleger. Uit de stukken blijkt dat klager alle vormen van medewerking en begeleiding weigert.
Klagers recidiverisico wordt als hoog ingeschat vanwege klagers criminele verleden en zijn weigerachtige houding. Ook blijkt uit het selectieadvies dat klager meerdere disciplinaire straffen opgelegd heeft gekregen. De beroepscommissie is van oordeel
dat de voornoemde omstandigheden een voldoende contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen. Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking
komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder b en j van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 9 juli 2012

secretaris voorzitter

Naar boven