Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/0337/JB, 9 juli 2012, beroep
Uitspraakdatum:09-07-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 12/337/JB

Betreft: [klager] datum: 9 juli 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 78, eerste lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. W.K. Cheng, namens

[...], geboren op [1992], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 24 januari 2012 van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 24 mei 2012, gehouden in de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) De Heuvelrug, locatie Eikenstein te Zeist zijn gehoord klager, bijgestaan door [...], vervanger van klagers raadsman mr. W.K. Cheng, en namens
Individuele Jeugdzaken (IJZ) [...], selectiefunctionaris, en [...], medewerker juridische zaken.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar de jeugdinrichting Amsterbaken (hierna: Amsterbaken) te Amsterdam afgewezen.

2. De feiten
Klager verblijft sinds 6 december 2011 in de j.j.i. Rentray te Lelystad. Bij beslissing van 26 september 2011 heeft de rechtbank gelast dat de niet ten uitvoer gelegde maatregel, te weten een plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (p.i.j.) voor de
duur van een jaar, alsnog zal worden ten uitvoer gelegd. Op 1 januari 2012 heeft klager verzocht te worden overgeplaatst naar de jeugdinrichting Amsterbaken.

3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep tegen de afwijzing van zijn verzoek door de selectiefunctionaris als volgt toegelicht.
Klager heeft een nauwe band met zijn familie en thuis was klager de man in huis. Zijn zusje (16 jaar) is geboren met een open rug en heeft een hersenbeschadiging. Klagers broertje (12 jaar) heeft het syndroom van Down. Klager wil graag zijn familie
helpen. Klager bracht zijn zusje naar buiten en zijn broertje naar school. Zijn ouders wonen nu nog bij elkaar, maar zijn verwikkeld in een scheidingsprocedure. Zijn moeder kan niet op bezoek komen, wegens de zorg voor zijn zusje. Klagers vader komt
wel
op bezoek. Klager heeft eerder, op civielrechtelijke titel, in Amsterbaken (voorheen JOC) verbleven en toen kwamen zijn ouders één of tweemaal per week op bezoek. Klagers ouders wonen op een kwartier afstand van Amsterbaken.
Klager heeft voor zijn detentie zes maanden bij zijn moeder gewoond. Daarvoor heeft hij anderhalf jaar in Irak verbleven. Klager is bezig met een opleiding detailhandel. Te zijner tijd kan hij bij een oom in Den Haag werken. Klager wil ook graag in
Amsterbaken geplaatst worden, omdat hij dan zijn opleiding bij het ROC kan vervolgen. Klager heeft deelcertificaten behaald op niveau 3. Ten tijde van het intelligentieonderzoek in december 2011 was klager ziek en hij heeft daardoor niet voldoende
gemotiveerd en adequaat kunnen deelnemen. Ook bij eerdere intelligentietesten in juli 2011 was klager ziek.
Desgevraagd kan klager niet duidelijke aangeven wat de consequenties zouden zijn van zijn overplaatsing naar Amsterbaken.

De selectiefunctionaris heeft inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
Klagers p.i.j. loopt tot 4 december 2012. De p.i.j. kan verlengd worden. Uit de diverse rapportages en onderzoeken komt naar voren dat klager het beste gebaat is met een verblijf op een LVG-groep. De j.j.i Rentray heeft aangevoerd dat het goed gaat met
klager op de LVG-groep. Klagers verlofmachtiging moet nog worden aangevraagd. Overplaatsing naar een andere inrichting levert een vertraging op in het verloftraject en klagers behandeling. Amsterbaken beschikt niet over een zogenoemde LVG-groep.

4. De beoordeling
Klager ondergaat de p.i.j.-maatregel.
Uit klagers perspectiefplan fase 1 van de j.j.i. Rentray van 23 december 2011 blijkt dat tijdens klagers verblijf in Amstelduin in 2006/2007 een intelligentietest is afgenomen. Zijn cognitieve vermogens werden toen geschat op een TIQ van 56. De pro
justitia rapporteur schat in december 2007 klagers TIQ ook op een zwakbegaafd niveau, maar wel hoger. In december 2011 heeft in de j.j.i. Rentray nogmaals een intelligentieonderzoek plaatsgevonden. Klagers verbale intelligentie wordt op een zwakbegaafd
niveau geschat en zijn performale intelligentie op een zeer zwak begaafd niveau. Rentray heeft vervolgens een LVG-indicatie bij IJZ aangevraagd.
In de pro justitiarapportage van 20 juli 2011 heeft de gz-psycholoog, drs. H., aangegeven dat klager niet heeft meegewerkt aan de afname van een intelligentietest, omdat hij deze reeds in 2010 zou hebben gedaan. Vervolgens voelde klager zich niet goed
genoeg en het laatste bezoek weigerde hij te komen.
De behandelcoördinator B. van de j.j.i. Rentray heeft in haar brief van 12 januari 2011 (de beroepscommissie leest 2012) aan IJZ bericht dat zij van mening is dat klager het meest gebaat is bij plaatsing op een zogenaamde LVG-groep. Uit de stukken
blijkt dat klager op 13 januari 2012 is aangemeld voor de LVG-groep.
Hoewel door en namens klager wordt betwist dat klager tot die categorie jongeren zou behoren voor wie plaatsing op een LVG-afdeling geïndiceerd is, is de beroepscommissie, gezien de uitslagen van de intelligentietesten, van oordeel dat klager thuis
hoort in een j.j.i. die is aangewezen als inrichting voor behandeling van licht verstandelijke gehandicapte jongens. Amsterbaken heeft een dergelijke bestemmingsaanwijzing niet.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting komt verder naar voren dat klagers behandeling in Rentray goed verloopt. De beroepscommissie acht het van groot belang dat een goed lopende behandeling wordt gecontinueerd. Indien de behandeling niet
aansluit bij klagers LVG-niveau, is er sprake van overvraging en neemt de kans op mislukking van de behandeling onevenredig toe.
Gelet op het voorgaande kan de beslissing van de selectiefunctionaris bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet onredelijk of onbillijk worden genoemd.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.J.C. Koens, voorzitter, ing. M. Mulders en dr. R.A.R. Bullens, leden, bijgestaan door mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 9 juli 2012

secretaris voorzitter

Naar boven