Nummer: 12/1349/GB
Betreft: [klager] datum: 9 juli 2012
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften, ingediend door
[...], verder te noemen klager, en door mr. E.C. Gijselaar, namens klager,
gericht tegen een op 20 april 2012 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) afgewezen.
2. De feiten
Klager is sedert 3 maart 2011 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Leeuwarden. De einddatum van klagers detentie is 23 augustus 2013.
3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager stelt dat aan de beslissing onjuiste informatie van de reclassering ten grondslag ligt. Klager ontkent dat hij geweigerd zou hebben aan cursussen deel te nemen. Klagers mentor heeft hem meerdere malen medegedeeld dat hij geschikt zou zijn voor
een b.b.i. Klager is van mening dat hij zich eerst moet bewijzen door op verlof te gaan, want in de stichting DOOR kan het ook mis gaan.
Eén van de overwegingen van het Openbaar Ministerie om het verzoek af te wijzen is het feit dat klager op de veelplegerslijst is geplaatst. Klager heeft onlangs van het arrondissementsparket bericht gekregen dat hij niet langer op de veelplegerslijst
staat. Klager wilde zelf de CoVa+ training doen, maar klager is van die lijst afgehaald op advies van de psycholoog van de inrichting. Klager heeft niet zelf daartoe besloten. Voorts wil klager benadrukken dat hij zich heeft aangemeld voor het
TR-programma en dat hij altijd netjes van verloven is teruggekomen. De door de officier van justitie gesteld vrees voor onttrekken acht klager onjuist. Klager wil zijn beroepschrift mondeling toelichten.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager is vanaf 2007 herhaaldelijk in contact gekomen met politie en justitie wegens diefstal en mishandeling. Het recidiverisico en het risico op onttrekken aan de voorwaarden worden als hoog ingeschat. Om klager een kans te geven is ervoor gekozen
hem
te zijner tijd in een traject te plaatsen bij de Stichting DOOR in het kader van een penitentiair programma (p.p.).
In een b.b.i. is er geen op klager toegesneden behandeling mogelijk. De inrichting adviseert negatief ten aanzien van een dergelijke plaatsing, omdat zij onvoldoende vertrouwen heeft in een ongestoord verloop van de detentie bij toekenning van
regimaire
vrijheden. Plaatsing van klager in een b.b.i. voorafgaand aan zijn behandeling in DOOR zou de veronderstelde positieve effecten van opname bij deze stichting te niet kunnen doen.
4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk
risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.
4.2. In de toelichting op dit artikel (Stcr. 12 september 2000, nr. 176, pagina 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een
belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de
preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en
achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.
4.3. Klager heeft aangegeven het beroep mondeling te willen toelichten. De beroepscommissie wijst dit verzoek af, nu enige onderbouwing daarvoor ontbreekt. De beroepscommissie acht zich voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen.
In het advies van de inrichting van 18 april 2012 wordt gesteld dat het Openbaar Ministerie negatief heeft geadviseerd vanwege het grote strafrestant en het gevaar voor onttrekking aan de detentie. Klager is een veelpleger.
In de brief van 4 juni 2012 aan klager van het veiligheidshuis fryslân, arrondissementsparket Leeuwarden wordt medegedeeld dat klagers naam van de veelplegerslijst is gehaald, omdat klager tot een langdurige vrijheidsstraf is veroordeeld. Voorts is
klagers speciale aanpak tot hij vrijkomt op de lange baan geschoven. Een traject van een veiligheidshuis richt zich op het terugdringen van overlast en criminaliteit en staat los van klagers detentiefasering.
Uit het reclasseringsadvies komt naar voren dat het recidiverisico als hoog wordt ingeschat. Klager heeft een behoorlijk strafblad opgebouwd met feiten, waarbij geweld is gebruikt. Er is een hoog risico op onttrekken aan voorwaarden en diverse
interventies van de reclassering zijn mislukt. De inrichting heeft negatief geadviseerd ten aanzien van detentiefasering, omdat er onvoldoende vertrouwen is in een ongestoord verloop van de detentie bij toekenning van regimaire vrijheden. Plaatsing van
klager in een b.b.i. voorafgaand aan zijn behandeling in DOOR zou de veronderstelde positieve effecten van opname bij deze stichting te niet kunnen doen.
Gezien het voorgaande kan de beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit,
voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 9 juli 2012
secretaris voorzitter