Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/1428/GB, 6 juli 2012, beroep
Uitspraakdatum:06-07-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 12/1428/GB

Betreft: [klager] datum: 6 juli 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.L. van Gaalen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 1 mei 2012 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers bezwaarschrift tegen de afwijzing van zijn verzoek tot plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 28 november 2010 gedetineerd. Hij verblijft in de locatie Zuyderbos
te Heerhugowaard.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. De afwijzing is met name gebaseerd op de houding van klager ten opzichte van het slachtoffer. Zelfs indien van de lezing van de Advocaat-Generaal zou worden uitgegaan, heeft klager slechts een
ondersteunende rol gehad. Klager kan het standpunt van de selectiefunctionaris dat totaal geen rekening wordt gehouden met het slachtoffer niet volgen. Het is jammer dat in het reclasseringsrapport niet wordt ingegaan op de positie van het slachtoffer.
Uiteindelijk gaat het om de vraag of klager een beperkt vlucht- en maatschappelijk risico vormt. Uit de informatie van de inrichting en het reclasseringsrapport blijkt dat dit risico beperkt is. Er is geen datum vastgesteld waarop de inhoudelijke
behandeling van de strafzaak zal plaatsvinden.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht. Er is een afweging gemaakt tussen delict, slachtoffers en klagers belang en houding ten opzichte van het slachtoffer. Gelet op de omschrijving van klagers rol
bij het delict, is er totaal geen rekening gehouden met het slachtoffer. Het Openbaar Ministerie geeft aan dat er sprake is geweest van een grove beroving. Klager heeft hierin een belangrijke rol gespeeld door mededaders die waren voorzien van
bivakmutsen, houten stokken en een (nep)vuurwapen te vervoeren naar de woning van het slachtoffer. Klager heeft na deze grove overval de mededaders wederom opgepikt, terwijl deze werden achtervolgd door het slachtoffer. Het aandeel van klager was dus
substantieel. Klager heeft het nieuwe strafbare feit gepleegd, terwijl hij nog in een proeftijd liep, waarvan de tenuitvoerlegging is gevorderd. Dit betekent dat er nog een openstaande zaak is en zijn fictieve einddatum nog niet vaststaat. Klager heeft
nog een lang strafrestant. Het nieuwe beleid van het hoofdkantoor DJI dat het slachtofferbelang zwaarder moet wegen, is meegenomen.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk
risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. In de toelichting op dit artikel (Stcr. 12 september 2000, nr. 176, pagina 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een
belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de
preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en
achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie neemt hierbij in aanmerking
dat klager tijdens de proeftijd van een vorige detentie de strafbare feiten heeft gepleegd, waarvoor hij thans in voorlopige hechtenis zit. Nu ook de inhoudelijke behandeling van de strafzaak kennelijk is voorzien in juli 2012 en waarbij tevens – naar
de beroepscommissie aanneemt – aan de orde zal komen de vordering van het Openbaar Ministerie tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf (3 maanden), heeft de selectiefunctionaris in redelijkheid kunnen oordelen
dat een plaatsing in een b.b.i. met regimaire verlofmogelijkheden nog niet aan de orde is. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit,
voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in
tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 6 juli 2012

secretaris voorzitter

Naar boven