nummer: 12/852/GA
betreft: [klager] datum: 27 juni 2012
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
de directeur van de locatie Zoetermeer,
gericht tegen een uitspraak van 23 januari 2012 van de beklagcommissie bij voormelde locatie, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 4 juni 2012, gehouden in de locatie De Schie te Rotterdam, is gehoord [...], juridisch medewerker van de locatie Zoetermeer.
Klager en diens raadsman, mr. M.A.W. Nillesen, hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord ter zitting van de beroepscommissie.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het feit dat het dagprogramma te kort is.
De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van de directeur en klager
Namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager verblijft op de Beheers Problematische Gedetineerden-afdeling (BPG). Hier geldt een individueel regime. Klager heeft een dagprogramma met 16,5 uur per week aan gemeenschappelijke activiteiten. Klager wordt hierin niet tekort gedaan.
Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.
3. De beoordeling
Klager verblijft op de BPG-afdeling van de locatie Zoetermeer. Dit is een afdeling met een individueel regime als bedoeld in artikel 22 van de Pbw. In de Memorie van Toelichting bij dit artikel heeft de wetgever bepaald dat het kenmerk van het
individuele regime is dat eventueel per dag kan worden bepaald of en in welke mate een gedetineerde aan gemeenschappelijke activiteiten kan deelnemen. In vergelijking met een regime van beperkte gemeenschap is het recht op deelname aan
gemeenschappelijke activiteiten beperkt.
Uit de wettelijke bepaling en de toelichting hierop volgt dat het de bedoeling is de directeur in de gelegenheid te stellen maatwerk toe te passen bij de invulling van het concrete regime voor een gedetineerde in een individueel regime, met name voor
wat betreft diens deelname aan gemeenschappelijke activiteiten. Hierbij kan voor zover dat mogelijk en verantwoord is aansluiting worden gezocht bij het regime van beperkte gemeenschap. Tussen het regime van beperkte gemeenschap en het individuele
regime bestaat echter geen dwingende koppeling. De Productspecificatie beheersproblematische gedetineerden is voor deze kwestie niet relevant. Gezien het vooroverwogene oordeelt de beroepscommissie dat het beroep van de directeur gegrond is.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 27 juni 2012
secretaris voorzitter