Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/0670/TA, 29 juni 2012, beroep
Uitspraakdatum:29-06-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/670/TA

betreft: [klager] datum: 29 juni 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 8 februari 2012 van de alleensprekende beklagrechter bij FPC De Rooyse Wissel te Venray, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft het hoofd van de inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag houdt in dat de imam al weken niet beschikbaar is.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Klager en het hoofd van de inrichting hebben hun standpunten, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet nader toegelicht.

3. De beoordeling
Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie is het beklag dat is gericht tegen schending van een wettelijk recht door het niet naleven van een wettelijke zorgplicht op grond van artikel 56, eerste lid onder e, Bvt beklagwaardig als
daadwerkelijk sprake is van het niet betrachten van een wettelijke zorgplicht.

Op grond van artikel 40, tweede lid, Bvt draagt het hoofd van de inrichting er zorg voor dat in de inrichting voldoende geestelijke verzorging, die zoveel mogelijk aansluit bij de godsdienst of levensovertuiging van de verpleegden, beschikbaar is.
Volgens artikel 40, derde lid, onder a, Bvt stelt het hoofd van de inrichting de verpleegde op in de huisregels vastgestelde tijden en plaatsen in de gelegenheid persoonlijk contact te onderhouden met de geestelijk verzorger van de godsdienst of
levensovertuiging van zijn keuze, die aan de inrichting is verbonden.

Uit artikel 12.1, eerste en vierde lid, van de huisregels volgt dat verpleegden in de inrichting in de gelegenheid worden gesteld persoonlijk contact te onderhouden met de aan de inrichting verbonden geestelijk verzorger van bepaalde godsdiensten of
levensovertuigingen en dat de geestelijk verzorger meermalen per week aanwezig is in de inrichting.

Door klager is gesteld en door de inrichting is niet betwist dat ten tijde van het indienen van het beklag klager wekenlang geen persoonlijk contact met de aan de inrichting verbonden imam heeft kunnen onderhouden door diens afwezigheid.
Naar het oordeel van de beroepscommissie was onder deze omstandigheden ten tijde van het indienen van het beklag sprake van schending van het recht op het vrij beleven van godsdienst of levensovertuiging zoals neergelegd in artikel 40, eerste lid, Bvt
door het niet betrachten van de in artikel 40, tweede lid, Bvt neergelegde zorgplicht. Derhalve zal de beroepscommissie de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en klager alsnog ontvangen in het beklag.

Door het hoofd van de inrichting is in de reactie op het beklag aangevoerd dat de imam enkele weken verstek had laten gaan, waardoor verpleegden voor niets naar de ruimte van de geestelijk verzorger gingen en dat de imam zelf verantwoordelijk is voor
het nakomen van afspraken. De inrichting heeft inmiddels verscheidene gesprekken met de imam gevoerd; deze heeft beterschap beloofd. De inrichting heeft aangekondigd dat, nu de imam zijn beloftes niet kan nakomen, zij een andere imam zal aantrekken.

De beroepscommissie is van oordeel dat, gelet op het bepaalde in artikel 40, tweede lid, Bvt en de huisregel artikel 12.1, het hoofd van de inrichting verantwoordelijk kan worden gehouden voor het op dit punt gedurende geruime tijd niet betrachten van
de zorgplicht. De stelling van het hoofd van de inrichting dat klager zelf de mogelijkheid zou hebben om contact op te nemen met een andere imam en deze na screening als bezoeker te ontvangen, doet hier niet aan af aangezien zulks bezwaarlijk als het
vervullen van de zorgplicht van de inrichting valt te beschouwen ten aanzien van een aan de inrichting verbonden geestelijk verzorger. Het beroep en het beklag zullen derhalve gegrond worden verklaard. De beroepscommissie zal klager een tegemoetkoming
toekennen van € 25,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, ontvangt klager alsnog in het beklag en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt de aan klager toekomende tegemoetkoming op € 25,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. R.M. Maanicus en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 29 juni 2012

secretaris voorzitter

Naar boven