nummer: 12/1470/GV
betreft: [klager] datum: 18 juni 2012
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. L.N. Weski, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 3 mei 2012 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.
2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager heeft enige tijd geleden verzocht om deelname aan een penitentiair programma en overplaatsing naar een zeer beperkt beveiligde inrichting. Beide verzoeken zijn afgewezen. Klager komt vanaf 29 december 2011 in aanmerking voor algemeen verlof.
Klager wil zich richten op zijn gokverslaving, gevaar voor terugval en hij wil geholpen worden om zijn schuld af te lossen. Klager werkt mee aan de mogelijkheden die aan hem worden geboden in het kader van zijn resocialisatie. Klager is dus bereid zich
aan voorwaarden en aanwijzingen te houden. Klager is welkom op het verlofadres en de politie heeft hiertegen geen bezwaar. Het negatieve advies van de inrichting is enkel gebaseerd op klagers verleden en niet op zijn huidige situatie en houding. Uit
het
proces-verbaal van de politie blijkt tevens het belang van klager en zijn gezin bij het verlenen van verlof aan klager.
Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Zowel de inrichting als het Openbaar Ministerie adviseert negatief. Klager heeft zich op 30 september 2009 onttrokken aan detentie. Hij is op 15 maart 2011 aangehouden voor het plegen van een nieuw strafbaar feit. De selectiefunctionaris heeft derhalve
geen vertrouwen in het verlenen van vrijheden aan klager. De weigeringsgronden als bedoeld in artikel 4, onder b en d, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling) zijn van toepassing.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De vrijhedencommissie van de penitentiaire inrichting Dordrecht adviseert negatief ten aanzien van de verlofaanvraag. Klager dient eerst zijn leefstijltraining af te ronden.
Het Openbaar Ministerie adviseert positief.
De politie heeft geen bezwaar ten aanzien van klagers verlofadres.
3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van één jaar met aftrek, wegens overtreding van de Opiumwet. Aansluitend dient hij een gevangenisstraf te ondergaan van twee jaar en negen maanden met aftrek, wegens overtreding van de Opiumwet. Klagers einddatum
valt op of omstreeks 4 maart 2013.
Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.
Uit de stukken blijkt dat klager zich gedurende zijn huidige detentie van 2 april 2009 tot 15 maart 2011 heeft onttrokken aan zijn detentie. Daarbij neemt de beroepscommissie mede in aanmerking dat klager gedurende deze onttrekking zich ook schuldig
heeft gemaakt aan het plegen van nieuwe strafbare feiten waarvoor hij inmiddels is veroordeeld. Ook betrekt zij hierbij het feit dat klager is veroordeeld tot een hoog geldbedrag in het kader van de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
Deze
omstandigheden maken de vrees, bij het verlenen van vrijheden, voor onttrekking aan detentie reëel. De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden een contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers
verlofaanvraag rechtvaardigen. Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgrond zoals bedoeld in artikel 4 onder a van de Regeling, niet als onredelijk of onbillijk
worden aangemerkt.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van E.E.M. Kapel, secretaris, op 18 juni 2012
secretaris voorzitter