Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/0923/GM, 15 mei 2012, beroep
Uitspraakdatum:15-05-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/923/GM

betreft: [klager] datum: 15 mei 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 6 maart 2012 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 7 mei 2012, gehouden in de p.i. Rotterdam, locatie Noordsingel te Rotterdam, is klager gehoord.
De inrichtingsarts verbonden aan de p.i. Vught heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.
Van de zijde van de RSJ was als toehoorster aanwezig mr. R.S.T. van Rossem - Broos.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 16 januari 2012, betreft het niet serieus nemen van klagers klachten, met name ten aanzien van het niet bewerkstelligen van meer (cardio)fietsmogelijkheden.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft het volgende aangevoerd.
Klager heeft al 35 jaar een sporthart. Voorheen deed hij veel aan hardlopen. Vanwege slijtage aan de heupen en de knieën kan hij dat niet meer. Om toch voldoende beweging te krijgen, wil klager in de gelegenheid worden gesteld om om de dag één à
anderhalf uur te mogen spinnen. Er zou een spinningfiets op de afdeling komen, maar deze is er nog steeds niet. Als klager niet voldoende en intensief beweegt, bestaat de kans dat hij hartritmestoornissen krijgt. Klager gebruikt geen medicatie voor
zijn
hartprobleem.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen.
Klager heeft regelmatig bij de medische dienst het verzoek gedaan voor een ‘medische indicatie’ om meer te kunnen sporten. Binnen de beperkingen van de penitentiaire regels zijn alle mogelijkheden benut om aan klagers sportieve wensen tegemoet te
komen.
Een medische indicatie tot intensief sporten, zoals door klager gewenst, bestaat echter niet.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt allereerst vast dat voor iedereen beweging goed is. In het geval van klager is het, gelet op klagers bewegingshistorie, op dit moment zinvol om intensiever te bewegen dan gemiddeld. Immers, na intensief sporten gedurende lange
tijd is geleidelijke afbouw aangewezen. Van een medische noodzaak in de door klager bedoelde zin, is echter geen sprake. Wel blijkt uit de stukken dat door het afdelingshoofd, na het gesprek met de medische dienst, bezien wordt welke mogelijkheden er
zijn klager meer te laten sporten.
De beroepscommissie is, het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien, van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond
worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. S.B. de Pauw Gerlings - Döhrn, voorzitter, J.G.J. de Boer en L.E.M. Kleipool, leden,
in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 15 mei 2012

secretaris voorzitter

Naar boven