Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/0652/GB, 7 juni 2012, beroep
Uitspraakdatum:07-06-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 12/652/GB

Betreft:[klager] datum: 7 juni 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. G.A.J. Purperhart, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 20 februari 2012 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar het huis van bewaring (h.v.b.) van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught ongegrond
verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 12 december 2011 gedetineerd. Hij is op 15 december als preventief gehechte in het h.v.b. van de locatie Torentijd te Middelburg geplaatst. Op 13 januari 2012 is hij overgeplaatst naar het h.v.b. van het PPC van de p.i. Vught. Op 20
maart 2012 is klager in vrijheid gesteld.

3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
De stelling dat klager zich opvallend gedraagt binnen de inrichting en een zeer verwarde indruk maakt, is onjuist. Er zijn bij klager geen psychische problemen vastgesteld. Klager kan dus op grond van artikel 20c van de Regeling selectie plaatsing en
overplaatsing gedetineerden (de Regeling) niet in een PPC worden geplaatst. De selectiefunctionaris geeft ook aan dat klager niet met een psycholoog of een psychiater heeft gesproken. Het is onduidelijk of voorafgaand aan de bestreden beslissing de
directeur van de inrichting waar klager op dat moment verbleef aan de selectiefunctionaris, op basis van screening en een indicatiestelling door het psycho-medisch overleg (PMO) van de inrichting of het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie
en Psychologie, advies heeft uitgebracht over de behoefte aan forensische zorg. Een rapportage van een gedragskundige ontbreekt. Klager verzoekt om een tegemoetkoming en de selectiefunctionaris te veroordelen in de kosten van de beroepsprocedure. Ook
verzoekt klager om zijn beroep mondeling toe te lichten.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is op grond van het selectieadvies geselecteerd voor een PPC. Het selectieadvies is gebaseerd op een advies van een gedragskundige en de daarbij behorende indicatiestelling. Klager weigert met een gedragskundige een gesprek aan te gaan en lijkt
geen inzicht in zijn ziektebeeld te hebben.

4. De beoordeling
4.1. Klager heeft verzocht om het beroep mondeling toe te lichten. Nu onvoldoende gemotiveerd is waarom klager zijn beroep mondeling wil toelichten en de beroepscommissie zich op basis van de stukken voldoende ingelicht acht om op het beroep te
beslissen, wijst de beroepscommissie het verzoek af.

4.2. Klager behoort, gelet op zijn status als preventief gehechte, tot de categorie gedetineerden voor opneming van wie de huizen van bewaring zijn bestemd.

4.3. In artikel 20c van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing gedetineerden (de Regeling) wordt bepaald dat in een PPC gedetineerden kunnen worden geplaatst ten aanzien van wie: “a. in verband met een psychiatrische stoornis, een
persoonlijkheidsstoornis, psychosociale problematiek, verslavingsproblematiek of een verstandelijke beperking, forensische zorg is geïndiceerd; b. in verband met de vraag of forensische zorg is geïndiceerd, nadere observatie is vereist.” In de
toelichting op deze bepaling is aangegeven dat de PPC’s worden aangewezen als huis van bewaring en als gevangenis (op grond van artikel 9 van de Pbw) bestemd voor de onderbrenging van gedetineerden die een bijzondere opvang behoeven (op grond van
artikel 14 van de Pbw).

4.4. De beslissing tot plaatsing of overplaatsing naar het PPC wordt conform artikel 15 van de Pbw door de selectiefunctionaris genomen. In de toelichting op artikel 20c van de Regeling wordt daarover het volgende aangegeven: “Daaraan voorafgaand
brengt de directeur van de inrichting waar de gedetineerde op dat moment verblijft aan de selectiefunctionaris advies uit over de behoefte aan forensische zorg, op basis van screening en indicatiestelling door het psycho-medisch overleg van de
inrichting of het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie.”

4.5. De beroepscommissie is van oordeel dat de selectiefunctionaris in redelijkheid tot de bestreden beslissing kon komen en zal het beroep ongegrond verklaren. Daartoe wordt het volgende overwogen. Bij de stukken bevindt zich het selectieadvies van
de inrichting, dat na de reactie van de selectiefunctionaris op het beroepschrift aan klagers raadsman is gezonden (en waarop hij nog had kunnen reageren). Als bijlage bij dat advies is gevoegd de door de psycholoog, verbonden aan de p.i. Middelburg,
opgemaakte indicatiestelling forensische zorg. Blijkens die indicatiestelling was er volgens de gedragskundige sprake van een psychotisch toestandsbeeld, waarvoor klinische zorg met het oog op diagnostiek, begeleiding en behandeling was geïndiceerd. In
het selectieadvies zelf wordt uitgebreid verslag gedaan van het tot zorg stemmende gedrag van klager in de p.i. Daarbij wordt melding gemaakt van verward, onvoorspelbaar en verbaal agressief gedrag van klager. Vermeld wordt verder dat er gedurende vijf
dagen observatie door middel van cameratoezicht heeft plaatsgevonden. Een en ander heeft de inrichting tot het advies gebracht strekkende tot plaatsing van klager in een PPC, welk advies naar het oordeel van de beroepscommissie door de
selectiefunctionaris, gelet op hetgeen hiervoor is omschreven, op goede gronden is opgevolgd. Dat klager mogelijk niet zelf is gezien door een gedragskundige doet hieraan niet af. Daarbij verdient nog vermelding dat in de indicatiestelling is
aangegeven
dat klager ieder gesprek met psycholoog of psychiater weigerde.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. M.A.G. Rutten, leden, in
tegenwoordigheid van E.E.M. Kapel, secretaris, op 7 juni 2012

secretaris voorzitter

Naar boven