Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/1372/GV, 7 juni 2012, beroep
Uitspraakdatum:07-06-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/1372/GV

betreft: [klager] datum: 7 juni 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. H.J.J. Hendrikse, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 23 april 2012 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. H.J.J. Hendrikse om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. De beslissing van de Staatssecretaris is niet dan wel onvoldoende met redenen omkleed. Het is niet duidelijk waaruit blijkt dat er sprake is van een hoog recidiverisico. Er is onterecht overwogen dat
klager, doordat hij kennelijk het formulier tot verlenging van de verblijfsvergunning niet volledig wil invullen, neigt naar frauduleus handelen. Klager heeft immers nog ruimschoots de tijd om het aanvraagformulier verder in te vullen en om te
overleggen met zijn raadsman.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. De verlofaanvraag is afgewezen, omdat er blijkens het afgenomen Risc onderzoek sprake is van een hoog gemiddeld recidiverisico. De directeur heeft, gelet op het hoge
recidiverisico, klagers gedrag op de afdeling, het negatieve advies van de officier van justitie en het feit dat klager ontkent het delict te hebben gepleegd, geen vertrouwen in een goed verloop van het verlof. Bij de verlenging van zijn
verblijfvergunning weigert klager te vermelden dat hij gedetineerd is. Bovendien ligt klagers verlofadres in Amsterdam, alwaar ook het delict is gepleegd. Ongewenste slachtofferconfrontatie is daardoor niet uitgesloten.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Lelystad heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Amsterdam heeft aangegeven bezwaar te hebben tegen verlofverlening wegens het risico van ongewenste confrontatie met het slachtoffer.
De politie heeft geen bezwaar tegen verlofverlening.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van dertig maanden met aftrek, wegens verkrachting. De wettelijk vroegst mogelijke einddatum van zijn detentie valt op of omstreeks 15 februari 2013.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal vijf verlofaanvragen indienen.

Nu klager niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit en niet eerder in aanraking is geweest met justitie, vormt het recidiverisico naar het oordeel van de beroepscommissie onvoldoende grond voor afwijzing van de verlofaanvraag. Voorts is de
beroepscommissie van oordeel dat indien een verlofaanvraag wordt afgewezen op grond van het risico op ongewenste confrontatie met het slachtoffer het van belang is dat dit risico nader feitelijk wordt onderbouwd. Zo zal de omstandigheid dat het
slachtoffer en de aanvrager van het verlof in dezelfde woonplaats wonen, de afstand tussen het verlofadres en de verblijfplaats van het slachtoffer, de omvang van die woonplaats en feitelijke pleegplaats van het delict daarbij een rol spelen. De
stelling dat het delict is gepleegd in Amsterdam en dat klager zijn verlof wil doorbrengen in Amsterdam is onvoldoende om aan te nemen dat er sprake is van een risico van ongewenste confrontatie met het slachtoffer. Gelet op het bovenstaande is de
beroepscommissie van oordeel dat de beslissing van de Staatssecretaris bij afweging van alle in aanmerking komende belangen dient te worden aangemerkt als onredelijk en onbillijk. Nu de gevolgen van de bestreden beslissing nog ongedaan kunnen worden
gemaakt, acht de beroepscommissie geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Staatssecretaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van F.A. Groeneveld, secretaris, op 7 juni 2012

secretaris voorzitter

Naar boven