Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/1419/GV, 7 juni 2012, beroep
Uitspraakdatum:07-06-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/1419/GV

betreft: [klager] datum: 7 juni 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. G.N. Weski, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 26 april 2012 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. G.N. Weski om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Het feit dat het delict waarvoor klager nu vast zit binnen drie maanden na zijn vrijlating zou zijn gepleegd, had niet in de beslissing mogen worden betrokken. Klager verblijft immers in voorlopige
hechtenis en is nog niet onherroepelijk veroordeeld.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Het negatieve advies van de directeur is gebaseerd op de persoonlijkheid van de gedetineerde, zijn drugsgebruik in detentie en zijn recidiverisico. Klager is thans gedetineerd
voor een geweldsdelict dat hij binnen korte tijd na een vorige detentie heeft gepleegd. Er is sprake van recidivegevaar. Klager is in eerste aanleg veroordeeld, waardoor het delict waarvoor hij thans is gedetineerd wel degelijk kan worden meegnomen in
de beslissing.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichting Dordrecht heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, gelet op het feit dat klager op 6 april 2012 is gesanctioneerd voor drugsgebruik en gelet op de negatieve adviezen van MDO, TR en de
politie.
Het Openbaar Ministerie heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen verlofverlening.
De politie heeft bezwaar tegen verlofverlening, omdat klager heeft aangetoond dat hij, zodra hij de vrijheid geniet, in herhaling valt en zijn criminele activiteiten voortzet. De politie heeft geen bezwaar tegen het verlofadres.

3. De beoordeling
Klager is in eerste aanleg door de rechtbank te Den Haag veroordeeld tot een gevangenisstraf van dertig maanden. Tien maanden hiervan betreft de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd door de rechtbank te Rotterdam op 14
juni
2010, wegens poging tot zware mishandeling, meermalen gepleegd en diefstal. Klagers fictieve einddatum valt op of omstreeks 13 december 2012. Klager heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal vier verlofaanvragen indienen.

Uit het Uittreksel Justitiële Documentatie blijkt dat klager veelvuldig is veroordeeld in de periode van 2003 tot heden, ook voor delicten die met geweld gepaard gingen. Uit de afwijzende beslissing van de Staatssecretaris blijkt dat klager binnen drie
maanden na zijn vorige detentie, wegens een geweldsdelict, een nieuw geweldsdelict heeft gepleegd, waarvoor hij thans in eerste aanleg is veroordeeld en is gedetineerd. De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden een forse
contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze, ondanks het positieve advies van het Openbaar Ministerie, een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen. Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in
aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder b van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van F.A. Groeneveld, secretaris, op 7 juni 2012

secretaris voorzitter

Naar boven