Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/0178/GA, 7 juni 2012, beroep
Uitspraakdatum:07-06-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/178/GA

betreft: [klager] datum: 7 juni 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. B.J. Visser, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 12 januari 2012 van de beklagcommissie bij de locatie De Boschpoort te Breda

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 25 mei 2012, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught, zijn gehoord klagers raadsman, mr. B.J. Visser, en[...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de locatie De Boschpoort. Hoewel klager, die
zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een strafcel, wegens de weigering medewerking te verlenen aan een urinecontrole door niet binnen de gegeven tijd te urineren.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager is voor het eerst gedetineerd en vernam dat het afnemen van een urinecontrole gebruikelijk is. Klager kan niet urineren in aanwezigheid van
het
personeel. In overleg met het afdelingshoofd en de directie is besloten dat klager onder toezicht van een camera mag urineren. Deze wijze van urinecontrole verliep twee maanden zonder problemen, totdat klager op 20 december 2011 kreeg te horen dat hij
weer onder toezicht van het personeel dient te urineren. Met klager is nooit besproken dat het een tijdelijke regeling betrof. De opgelegde disciplinaire straf heeft ernstige consequenties voor het verdere verloop van klagers detentie. Klager heeft
alle aanwijzingen die hem in het kader van de urinecontrole zijn gegeven steeds opgevolgd.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Als een gedetineerde te kennen geeft moeite te hebben met het urineren onder toezicht, wordt hier serieus naar gekeken en wordt een regeling
getroffen. Een week voor beëindiging van de regeling heeft een personeelslid met klager gesproken en hem meegedeeld dat er een einde zou komen aan de voor hem geldende bijzondere regeling. Wat er verder in dat gesprek aan de orde is geweest is de
directeur niet bekend. Volgens de directeur had klager vervolgens zelf de psycholoog moeten consulteren.

3. De beoordeling
Vast is komen te staan dat ten behoeve van klager voor een periode van twee maanden tijdens de urinecontrole een bijzondere regeling heeft gegolden. Deze hield in dat klager niet in aanwezigheid van het personeel, maar onder toezicht van een camera
mocht urineren. De wijze waarop aan die regeling een einde is gemaakt is niet zorgvuldig. Indien een bijzondere regeling wordt getroffen omdat serieus bezien moet worden of de bezwaren tegen urineren in tegenwoordigheid van het personeel steekhoudend
zijn, ligt het op de weg van de directie enig onderzoek van de medische dienst of psycholoog te entameren. Van dergelijk onderzoek is niet gebleken. Onder deze omstandigheden gaat het te ver om het gedrag van klager die alle aanwijzingen van het
personeel heeft opgevolgd, maar niet in staat bleek te urineren aan te merken als onverenigbaar met de orde en tucht in de inrichting. Oplegging van een disciplinaire straf was derhalve niet aan de orde. Het beroep zal derhalve gegrond worden
verklaard.
Het beklag zal na vernietiging van de uitspraak van de beklagcommissie alsnog gegrond worden verklaard. De beroepscommissie acht het toekennen van een tegemoetkoming aangewezen en stelt deze vast op € 50,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 50,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.M.L. Pattijn MSM, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 7 juni 2012

secretaris voorzitter

Naar boven