nummer: 12/537/GA
betreft: [klager] datum: 15 juni 2012
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
de directeur van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Ter Apel,
gericht tegen een uitspraak van 9 februari 2012 van de alleensprekende beklagrechter bij voormelde p.i., gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 14 mei 2012, gehouden in p.i. Ter Apel, zijn [...] en [...], respectievelijk plaatsvervangend vestigingsdirecteur en juridisch medewerker bij voormelde p.i. gehoord.
Klager, waarvan geen adres bekend is, is niet voor de behandeling van het beroep kunnen worden opgeroepen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van drie dagen voor het instellen van een nader onderzoek naar de gang van zaken met betrekking tot de vernieling van een raam op de arbeidszaal.
De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De beklagrechter heeft de klacht gegrond verklaard omdat hij zich op het standpunt stelde dat in de mededeling van de beslissing expliciet een in de wet vermelde grond voor het opleggen van die ordemaatregel had moeten worden vermeld. De directeur is
van mening dat die grond impliciet is opgenomen in de mededeling. Volgens hem was de bestreden ordemaatregel gerechtvaardigd. Op het moment dat de vernieling werd ontdekt, was niet duidelijk hoe een en ander was gebeurd. De directeur wilde orde en
veiligheid in de inrichting kunnen garanderen. Dit soort vernielingen kunnen daarvoor een gevaar opleveren. Het incident gebeurde op een maandag aan het einde van het dagprogramma. Er zijn toen drie gedetineerden - onder wie ook klager - jegens wie de
verdenking bestond dat zij bij die vernieling betrokken waren, in afzondering geplaatst. De daaropvolgende ochtend meldde een van hen zich als schuldige. Feitelijk waren er toen inderdaad nog geen onderzoekshandelingen verricht, met dien verstande dat
klager en de andere twee gedetineerden wel al direct na het voorval kort waren gehoord. De bedoeling van het opleggen van de ordemaatregel was niet om de gedetineerden onder druk te zetten om schuld te bekennen. Omdat de directeur niet wist hoe een en
ander was gebeurd, is ervoor gekozen om de afzondering in een afzonderingscel ten uitvoer te leggen. Daarmee kon collusie en beïnvloeding door en van medegedetineerden op de verblijfsafdeling worden voorkomen. Toen de schuldige zich had gemeld is ook
voor klager de ordemaatregel beëindigd. Na het ontdekken van de vernieling zijn de betreffende gedetineerden direct door de directeur gehoord. Omdat zij niet wensten te verklaren en het dagprogramma ten einde liep, is ervoor gekozen om het onderzoek de
volgende ochtend voort te zetten.
Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.
3. De beoordeling
Naar aanleiding van een vernieling van een ruit in de arbeidszaal is aan klager, net als aan twee medegedetineerden, een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel opgelegd. Indien zich een voorval in de inrichting voordoet dat
gevolgen kan hebben voor de orde, rust, veiligheid of ongestoorde tenuitvoerlegging van de detentie, waarbij de feiten niet direct duidelijk zijn, kan de directeur een ordemaatregel van plaatsing in afzondering opleggen in afwachting van de uitkomsten
van het onderzoek naar die feiten. Daarbij is niet vereist dat in de mededeling als bedoeld in artikel 58, derde lid, van de Pbw, een of meer van de in artikel 23, eerste lid, van de Pbw, genoemde gronden met zoveel woorden worden opgenomen. De
onderzoeksgrond heeft in een geval als het onderhavige immers betrekking op een of meer van die gronden. Nu de tenuitvoerlegging van de ordemaatregel daarnaast niet langer dan strikt noodzakelijk heeft geduurd – klager heeft immers in de ochtend van de
volgende dag terug mogen keren naar zijn eigen verblijfsruimte en weer deel mogen nemen aan het dagprogramma – moet worden geoordeeld dat de bestreden beslissing van de directeur niet is genomen in strijd met de wet, noch dat die beslissing, bij
afweging van alle in aanmerking komende belangen, als onredelijk moet worden aangemerkt. Gelet daarop kan de uitspraak van de beklagrechter niet in stand blijven. Het beroep van de directeur zal daarom gegrond worden verklaard, met vernietiging van de
uitspraak van de beklagrechter en het alsnog ongegrond verklaren van het beklag.
4. De uitspraak
De beroepscommissie het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. C.J.G. Bleichrodt en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 15 juni 2012
secretaris voorzitter