Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/0625/GB, 12 juni 2012, beroep
Uitspraakdatum:12-06-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 12/625/GB

Betreft: [klager] datum: 12 juni 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 14 februari 2012 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar de locatie Norgerhaven te Veenhuizen afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 5 januari 2009 gedetineerd. Hij verblijft sedert 14 juli 2011 in de gevangenis van de penitentiaire inrichting Dordrecht.

3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Klager heeft slechts eenmaal per veertien dagen tien minuten telefonisch contact met zijn zoon die in de locatie Norgerhaven verblijft. Klager bezoekt zijn zoon eenmaal per drie maanden. In het jaar 2011 heeft klager zijn zoon slechts tweemaal gezien.
Het komt vaker voor dat familieleden in dezelfde inrichting verblijven. Indien klager en zijn zoon in dezelfde inrichting verblijven, kan klagers familie hen vaker bezoeken. Klager is niet bekend met de informatie die ten grondslag ligt aan de
bestreden
beslissing.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
De inrichting adviseert positief. Het Openbaar Ministerie (OM) adviseert negatief ten aanzien van een plaatsing van klager en zijn zoon in dezelfde inrichting. Op basis van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting heeft klager de mogelijkheid
om
contact te onderhouden met zijn zoon.

3.3. Het OM heeft het advies als volgt toegelicht.
Zowel klager als zijn zoon zijn in cassatie gegaan tegen de veroordeling door het Gerechtshof Arnhem tot een gevangenisstraf van respectievelijk 25 en 18 jaar ter zake van onder andere het medeplegen van gekwalificeerde doodslag. Het is derhalve niet
opportuun dat klager en zijn zoon bij elkaar worden geplaatst. Het OM wijst met name op de kans op maatschappelijke onrust. De nabestaanden van de slachtoffers (ook vader en zoon) zouden het bijeen plaatsen van klager en zijn zoon niet kunnen begrijpen
en verwerken. Het OM voorziet grote commotie in de politiek en de media.

4. De beoordeling
Klager wil overgeplaatst worden naar de locatie Norgerhaven, omdat zijn zoon daar verblijft en zijn familie hen daardoor vaker kan bezoeken. Bezoekproblemen zijn echter inherent aan het ondergaan van detentie en vormen, behoudens bijzondere
omstandigheden, geen selectiecriterium. Hetgeen klager heeft aangevoerd omtrent de bezoekregeling met zijn zoon kan niet als een dergelijke omstandigheid worden aangemerkt. Uit het selectieadvies blijkt verder dat klager de mogelijkheid heeft om zijn
zoon te bezoeken en niet verstoken blijft van overig familiebezoek. Gelet op het vorenstaande en het uitgebreid gemotiveerde negatieve advies van het OM kan de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij
afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. M.A.G. Rutten, leden, in
tegenwoordigheid van E.E.M. Kapel, secretaris, op 12 juni 2012

secretaris voorzitter

Naar boven