nummer: 12/232/GA
betreft: [klager] datum: 12 juni 2012
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel,
gericht tegen een uitspraak van 13 januari 2012 van de beklagcommissie bij voormelde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 27 april 2012, gehouden in de p.i. Krimpen aan den IJssel, zijn gehoord klager en de plaatsvervangend vestigingsdirecteur, [...].
Klagers raadsvrouw mr. Ö. Saki heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord ter zitting. Bij brief van 20 april 2012 heeft de raadsvrouw een nadere reactie gezonden aan de RSJ.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de afwijzing van een verzoek om algemeen verlof.
De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven en een tegemoetkoming toegekend van € 50,=.
2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De afwijzing van het verlof is te summier opgesteld en daardoor onvolledig. Klager heeft hiervan echter geen nadeel ondervonden. De politie heeft bezwaar tegen het opgegeven verlofadres. Daarnaast was klager ten tijde van de afwijzing niet in het bezit
van een geldig legitimatiebewijs. Het bezit van een dergelijk document is een voorwaarde om met verlof te kunnen gaan. Uit informatie van 22 juli 2011 van het Internationaal Rechtshulp Centrum is verder gebleken dat klager na zijn detentie zal worden
overgeleverd aan Duitsland.
De raadsvrouw heeft gesteld dat zij het legitimatiebewijs van klager op 29 juli 2011 heeft afgegeven bij de BSD van de inrichting. Klager kan echter niet op verlof nu hij zal worden overgeleverd aan Duitsland.
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Anders dan de directie stelt heeft klager wel degelijk nadeel ondervonden, want zijn verlof is afgewezen. Des te opmerkelijker zijn de aanvullende gronden die de directie vervolgens voor het eerst in het geding brengt. De directie tracht de
onvolledigheid van de motivering van de beslissing van 22 juli 2011 achteraf te corrigeren door in dit stadium van het geding te zoeken naar (aanvullende) gronden die de afwijzing kunnen rechtvaardigen. Een ontoelaatbare werkwijze. Klager heeft in
september 2011 voor de tweede keer een verlofaanvraag ingediend en deze is afgewezen omdat de politie heeft aangegeven dat er te veel spanningen zouden kunnen ontstaan op het opgegeven verlofadres en als tweede grond het feit dat cliënt wordt
overgeleverd aan de Duitse autoriteiten. Deze gronden hebben een rol gespeeld bij het afwijzen van de tweede verlofaanvraag en niet bij de eerste aanvraag.
Tijdens de schorsing van zijn voorlopige hechtenis moest klager zijn paspoort bij de politie afgeven en de politie heeft het paspoort vervolgens aan klagers familie gegeven. De raadsvrouw heeft het legitimatiebewijs op 29 juli 2011 aan de BSD vertrekt.
De directeur dient niet-ontvankelijk te worden verklaard ten aanzien van de aangevoerde gronden en de uitspraak van de beklagcommissie dient te worden bevestigd. Klager dient alsnog met verlof te gaan.
3. De beoordeling
Op 22 juli 2011 is klagers verzoek om in het kader van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling) met verlof te mogen gaan afgewezen. Daarbij is aangegeven dat, nu klager tijdens een eerdere schorsing cocaïne heeft gebruikt, er geen
vertrouwen is in een positief verloop van het verlof. Voorts wordt overwogen: “Indien u in aanmerking komt voor verlof is het van belang om uw identiteitspapieren in de inrichting te hebben. Uw legitimatiebewijs is niet aanwezig in de inrichting
volgens gegevens is uw paspoort in beslag genomen door de politie”. Uit de toelichting van de directeur blijkt dat het gebruik van cocaïne tijdens de schorsing van klagers voorlopige hechtenis niet beslissend is geweest voor de afwijzing van het
verlof,
maar wel het ontbreken van een legitimatiebewijs. Klagers raadsvrouw heeft eerst op 29 juli 2011 klagers paspoort bij de inrichting afgegeven. De beroepscommissie is van oordeel dat de beslissing van 22 juli 2011 gebrekkig is gemotiveerd nu het
belangrijkste argument, de overlevering aan Duitsland na zijn detentie (op uitleveringen binnen de Europese Unie is de Overleveringswet van toepassing), niet wordt genoemd. Op grond van artikel 4, onder k, van de Regeling wordt verlof geweigerd, indien
vaststaat dat de gedetineerde na zijn detentie zal worden uitgeleverd. Klager komt derhalve niet in aanmerking voor verlof.
Het beroep is dan ook gegrond en het beklag moet na vernietiging van de uitspraak van de beklagcommissie alsnog ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.J.G. Bleichrodt, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. L.M. Moerings, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 12 juni 2012
secretaris voorzitter