nummer: 12/1371/GV
betreft: [klaagster] datum: 12 juni 2012
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. K. Canatan, namens
[...], verder te noemen klaagster,
gericht tegen een op 25 april 2012 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klaagster, alsmede haar raadsman, om haar beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klaagsters verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.
2. De standpunten
Namens klaagster is het beroep als volgt toegelicht.
Het confrontatiegevaar met de slachtoffers is onvoldoende onderbouwd. Klaagster heeft een verlofadres in Purmerend, niet in de buurt van de vermeende pleegplaats in Amsterdam. Voor zover bekend zijn de slachtoffers vertrokken naar Bulgarije. Daarbij
kan
er een bijzondere voorwaarde aan het verlof verbonden worden teneinde mogelijke kans op slachtofferconfrontatie te minimaliseren. De aard van het vermeende delict kan aan een verlofverlening niet in de weg staan. Concrete aanwijzingen omtrent eventueel
recidivegevaar zijn niet voorhanden.
Klaagster verleent haar medewerking waar nodig, zij beheerst de Nederlandse taal in voldoende mate. Het risico op onttrekking is niet onderzocht. Klaagster is nog niet ongewenst verklaard. De vraag is of dat ook zal gebeuren, gelet op haar status van
EU-onderdaan. Zij heeft een virtueel strafrestant van een half jaar.
In een nadere reactie is onder meer aangevoerd dat uit het op 26 april 2012 uitgebrachte reclasseringsrapport blijkt dat het recidiverisico als laag wordt ingeschat.
Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Niet duidelijk is of de slachtoffers zich nog in Nederland bevinden. Uitgegaan wordt van het advies van het Openbaar Ministerie waarin wordt aangegeven dat de kans op ongewenste slachtofferconfrontatie aanwezig is.
De resultaten van een afgenomen risicoanalyse zijn nog niet aanwezig. Zodoende kunnen er aan het verlof geen voorwaarden gesteld worden.
Op klaagsters verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichtingen Heerhugowaard Alkmaar, locatie Amerswiel, heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. De politie Zaanstreek Waterland heeft een positief advies ten aanzien van het verlofadres gegeven,
maar tevens aangegeven voornemens te zijn mogelijk een voorstel tot ongewenstverklaring in te dienen.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Haarlem heeft aangegeven negatief te adviseren vanwege het ontbreken van een risicoanalyse en het risico op slachtofferconfrontatie.
3. De beoordeling
Klaagster is in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar ter zake van mensenhandel.
De fictieve einddatum is 25 december 2012.
Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klaagsters eerste verlofaanvraag.
Uit de stukken komt naar voren dat onduidelijk is of de vermeende slachtoffers van klaagster nog in Nederland woonachtig zijn. Daarbij heeft klaagster verzocht haar verlof door te brengen in Purmerend, terwijl de slachtoffers voorheen in Amsterdam
verbleven. De kans op een mogelijke slachtofferconfrontatie is daarmee dermate klein, dat dit niet als weigeringsgrond tegengeworpen mag worden. Daarbij kan overigens ook nog een voorwaarde aan een te verlenen verlof worden verbonden waarbij klaagster
wordt verboden contact met slachtoffers te zoeken.
Ten aanzien van de mogelijke recidiverisico’s blijkt uit het beknopte reclasseringsadvies van 26 april 2012, dat er sprake is van een laag recidive risico.
Ten aanzien van het mogelijke voornemen klaagster ongewenst te laten verklaren is zoveel onduidelijk en niet nader geconcretiseerd, dat dit in dit stadium geen argument tot afwijzing van de verlofaanvraag kan zijn.
De beroepscommissie is van oordeel dat, gelet op het bovenstaande, de beslissing van de Staatssecretaris om klaagsters verlofaanvraag af te wijzen niet op goede gronden rust. Zij zal het beroep gegrond verklaren en de Staatssecretaris opdragen een
nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Staatssecretaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak.
Zij bepaalt dat klaagster geen tegemoetkoming toekomt.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 12 juni 2012
secretaris voorzitter