Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/0662/GB, 6 juni 2012, beroep
Uitspraakdatum:06-06-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 12/662/GB

Betreft: [klager] datum: 6 juni 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.A.W. Knoester, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 15 februari 2012 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klager geselecteerd voor de gevangenis van de locatie Zoetermeer en klagers verzoek tot overplaatsing naar een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) of een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 30 juni 2011 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein. Op 22 maart 2012 is hij overgeplaatst naar de gevangenis van de locatie Zoetermeer, waar een regime van algehele gemeenschap
geldt.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager voldoet aan de vereisten voor plaatsing in zowel een b.b.i. als een z.b.b.i. De selectiefunctionaris dient ingevolge artikel 25, tweede lid, van de Pbw op grond van de beschikbare informatie omtrent het gedrag, de persoon en
persoonlijkheidskenmerken van klager te beoordelen welk regime het meest geëigend is voor klager. Gedurende klagers verblijf in detentie hebben zich geen incidenten voorgedaan. Een b.b.i. zou een positief effect hebben op klagers gemoedstoestand.
Klagers gezin moet ver reizen om klager te bezoeken en wil daarom dat klager ieder weekend naar huis kan. Klager beschikt over een aanvaardbaar verlofadres.
Klager wil overgeplaatst worden naar een inrichting in de regio Den Haag, zijn arrondissement van vestiging. Klagers strafrestant is slechts drie maanden. Er is tevens geen sprake van dat de belangen, als genoemd in artikel 36, vierde lid, van de Pbw
zich hiertegen zouden verzetten.
Ten slotte is er ten onrechte verzuimd te beslissen op zijn verzoek tot overplaatsing.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
In het selectieadvies van 13 februari 2012 is geen advies gegeven over het al dan niet plaatsen van klager in een b.b.i. Klager was op de hoogte van dit advies. Klager komt op grond van objectieve criteria in aanmerking voor plaatsing in een b.b.i. Het
niet kunnen functioneren van klager in een groep, zijn als hoog ingeschatte recidiverisico en het niet mee willen werken aan de diagnostiek zijn subjectieve criteria op basis waarvan plaatsing in een b.b.i. niet vanzelfsprekend zou zijn.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk
risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. In de toelichting op dit artikel (Stcr. 12 september 2000, nr. 176, pagina 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een
belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de
preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en
achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3. Met de beslissing van 15 februari 2012 heeft de selectiefunctionaris (zij het impliciet) mede beslist tot afwijzing van het verzoek van klager tot plaatsing in een z.b.b.i. Zijn verzoek tot plaatsing in de regio van vestiging na detentie is wel
gehonoreerd.
De beroepscommissie is van oordeel dat de selectiefunctionaris in redelijkheid en bij afweging van alle betrokken belangen op de onder 3.2. weergegeven gronden tot de bestreden beslissing kon komen. In dit geval staat de persoonlijkheid van klager,
zoals blijkend uit het selectieadvies en zijn (mogelijk daarmee samenhangende) gedrag in de p.i., mede gelet op het open karakter van een z.b.b.i., aan plaatsing in een z.b.b.i. in de weg. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. M.A.G. Rutten, leden, in
tegenwoordigheid van E.E.M. Kapel, secretaris, op 6 juni 2012

secretaris voorzitter

Naar boven