nummer: 12/113/GA
betreft: [klager] datum: 31 mei 2012
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van, ingediend door mr. J.P.C.M. van Es, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 5 januari 2012 van de beklagcommissie bij de locatie Zoetermeer,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 27 april 2012, gehouden in de penitentiaire inrichting (p. i.) Krimpen aan den IJssel, is gehoord klagers raadsman mr. J.P.C.M. van Es.
Klager kon in verband met de verkeersituatie niet bij aanvang van de zitting aanwezig zijn. Hij ia later verschenen en alsnog door de beroepscommissie gehoord. Klagers raadsman was daarbij niet aanwezig in verband met verplichtingen elders.
De directeur van de locatie Zoetermeer is niet ter zitting verschenen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het dagprogramma van de afdeling Beheersproblematische gedetineerden (BPG).
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Sedert klagers plaatsing op afdeling BPG van de locatie Zoetermeer op 13 september 2011 heeft klager gedurende bijna vijf weken geen dagprogramma aangeboden gekregen. De directeur heeft gesteld dat er bij binnenkomst van klager op genoemde afdeling nog
geen vastgesteld programma was, vanwege het feit dat de BPG-afdeling een nieuwe afdeling was van de locatie Zoetermeer. Dit is echter geen omstandigheid die disculperend werkt omdat geen sprake is van een overmachtsituatie.
Eerst op 3 oktober 2011 heeft klager een dagprogramma uitgereikt gekregen, maar dat programma is pas op 3 november 2011 in werking getreden. Het totaal aantal uren activiteiten is 13,75 uur per week en dat is te weinig. Klager heeft geen arbeid
aangeboden gekregen. Ook in het geval dat een gedetineerde in een beperkt regime verblijft dient een normaal programma te worden aangeboden.
De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.
3. De beoordeling
Arbeid vindt in de regel in gemeenschap plaats en deelname aan gemeenschappelijke arbeid is niet verenigbaar met de plaatsing van een gedetineerde in een individueel regime.
Artikel 49, tweede lid, Pbw bepaalt dat de gedetineerde in de gelegenheid wordt gesteld tot deelname aan recreatieve activiteiten gedurende ten minste zes uren per week. Uit het door klager bij het beroepschrift overgelegde dagprogramma van de afdeling
L-10, de BPG-afdeling, waarop de directeur in beroep niet heeft gereageerd, blijkt dat per week 4 uur en een kwartier recreatie werd aangeboden. Nu de directeur dit niet heeft weersproken zal het beklag gegrond worden verklaard en zal klager een
tegemoetkoming worden toegekend.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 100,=.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.J.G. Bleichrodt, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. L.M. Moerings, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 31 mei 2012
secretaris voorzitter