Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/0435/GA, 16 april 2002, beroep
Uitspraakdatum:16-04-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/435/GA

betreft: [klager] datum: 16 april 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (PBW) heeft kennis genomen van een op 21 februari 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 1 februari 2002 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen Groot Bankenbosch en de gevangenis Norgerhaven te Veenhuizen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 7 maart 2002, gehouden in de gevangenis Norgerhaven, zijn gehoord klager en mevrouw [...], unit-directeur van de gevangenis Norgerhaven.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van 14 dagen in afwachting van herselectie, omdat het aannemelijk is geworden dat klager is betrokken bij handel in drugs in deinrichting, welke ordemaatregel extern ten uitvoer is gelegd in het cellengebouw te Veenhuizen.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ik ben verslaafd geweest aan harddrugs, maar ben hier met begeleiding helemaal vanaf gekomen. Ik ben blij dat ik van de drugs af ben, dan ga ik die toch niet invoeren? Ik heb gehoord dat er voor is gezorgd dat ik ben overgeplaatst,omdat ik iemand in Norgerhaven had aangesproken op handel in drugs. De manier om een ‘lastig’ persoon kwijt te raken, is om diverse medegedetineerden een verklaring af te laten leggen dat die persoon handelt in drugs. Ik hebaangifte gedaan van laster bij de politie. Ook mijn bezoek, dat er van verdacht wordt drugs mee te nemen, gaat aangifte doen. Valium is zeer makkelijk verkrijgbaar, het was voor mijn eigen gebruik. Als een urinecontrole bij mij wasgehouden dan had de directie dit kunnen zien. Normaal krijg je bij een dergelijke constatering ‘slechts’ een paar dagen afzondering in de rode pannen.

De unit-directeur heeft in beroep haar tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het was niet een groep vrienden waarvan de verklaringen kwamen. Dit wordt, voorzover mogelijk, geverifieerd. Het betrof verschillende mensen die niets met elkaar hadden. Er is niet gebleken dat de verklaringen in overleg zijnafgelegd. Het is inderdaad zo dat de vondst van valium in beginsel alleen straf oplevert. Er speelde nu echter meer. Er is een groot vermoeden van betrokkenheid van klager bij handel in drugs.

3. De beoordeling
Ter zitting van de beklagcommissie op 1 februari 2002 heeft de beklagcommissie inzage gekregen in de aan de bestreden beslissing ten grondslag liggende verklaringen van medegedetineerden. Klager heeft geen inzage in die informatiegehad. Deze vertrouwelijke kennisname van stukken verdraagt zich niet met het uitgangspunt van interne openbaarheid van de beklagprocedure, zoals dat tot uitdrukking komt in artikel 65, derde lid, PBW.
Nu klager in het kader van de beroepsprocedure alsnog in het bezit is gesteld van voornoemde, geanonimiseerde, verklaringen, is alsnog voldaan aan het bepaalde in voornoemd artikel 65, derde lid, PBW en behoeft om die reden geenvernietiging van de bestreden beslissing te volgen.

Voor de beroepscommissie is voldoende aannemelijk geworden dat verschillende gedetineerden, die niets met elkaar te maken hadden, los en onafhankelijk van elkaar belastende verklaringen jegens klager hebben afgelegd. Zij steltvoorts vast dat op klagers cel valiumpillen zijn aangetroffen. Tegen voormelde achtergrond komt de beroepscommissie tot het oordeel dat de beslissing van de directeur om klager de bestreden ordemaatregel op te leggen, niet alsonredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt.
Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en A.J. Dost, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 16 april 2002.

secretaris voorzitter

Naar boven