Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/3148/GA, 31 mei 2012, beroep
Uitspraakdatum:31-05-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/3148/GA

betreft: [klager] datum: 31 mei 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. I.F.J. Beugelsdijk, namens

[...], hierna te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 29 augustus 2011 van de beklagcommissie bij de locatie Sittard,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 17 februari 2012, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman
mr. I.F.J. Beugelsdijk, alsmede namens de directeur van de locatie Sittard de juridisch medewerker [...]. Op 23 februari 2012 heeft de secretaris van de beroepscommissie foto’s van de luchtkooi van de afzonderingsafdeling per mail ontvangen. Deze
foto’s
zijn bij brief van 1 maart 2012 aan klager en zijn raadsman gezonden. De raadsman heeft bij brief van 9 maart 2012 een reactie gegeven.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft a. de externe tenuitvoerlegging van een opgelegde disciplinaire straf van tien dagen opsluiting in een strafcel op de landelijke afzonderingsafdeling (LAA) te Vught (187); b. een ordemaatregel van afzondering in een afzonderingscel
op
de LAA in afwachting van een selectiebeslissing van de selectiefunctionaris (218); c. het luchten in een luchtkooi tijdens de tenuitvoerlegging van een disciplinaire straf (188).

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag onder a. en de beklagen onder b. en c. ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager handhaaft zijn standpunt zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie. Op basis van het bepaalde in artikel 359a Sv en de
jurisprudentie
ter zake dienen de klachtonderdelen met betrekking tot schending van de artikelen 63, tweede lid, en 67, eerste lid, Pbw aanleiding te zijn voor een ontvankelijkheidverklaring. Nu de inrichting en de beklagcommissie in strijd hebben gehandeld met een
geldend wettelijk voorschrift dient klager in aanmerking te komen voor een tegemoetkoming.

Ten aanzien van a en b:
Volgens klager heeft hij niets gezegd over een personeelslid op de afdeling, want hij zat in een strafcel. Het betreffende personeelslid zat ziek thuis en klager kon dus niets tegen hem zeggen. Het is onrechtvaardig dat klager bepaalde mededelingen in
de schoenen worden geschoven. Klager werd op de LAA als verrader bestempeld en heeft daar een moeilijke tijd door gehad.

Ten aanzien van c:
Klager stelt dat hij elke dag heeft gelucht, maar in een luchtkooi onder het cellenblok. Volgens klager is die luchtkooi afgekeurd en desondanks moet hij, evenals andere gedetineerden, in die kooi luchten. Die luchtkooi is alleen van voren open. De
luchtkooi is ongeveer 3 bij 4 meter groot. Er werd zowel ‘s ochtends als ‘s middags gelucht.
In zijn reactie van 9 maart 2012 heeft de raadsman aangegeven dat de luchtboxen op de foto’s niet slechts van tijdelijke aard zijn. Met een (nu toch al langdurige) verbouwing hebben deze boxen niets van doen. Sinds de rechtspraak uit 2008, 06/3258/GA
van 6 juni 2007 en 10/1846/GA van 16 november 2010, zijn de luchtboxen in de huidige vorm binnen De Geerhorst aanwezig en in gebruik. In de uitspraak 10/0020/GA van 26 maart 2010 heeft de beroepscommissie geoordeeld dat een verblijf in de luchtkooi met
een open bovenkant kan worden aangemerkt als verblijf in de buitenlucht als bedoeld in artikel 49 van de Pbw.
Aan voormeld criterium voldoen de luchtboxen van de Geerhorst niet.
Gelet op de overgelegde foto’s en de jurisprudentie ter zake dient dit klachtonderdeel gegrond te worden verklaard.

Namens de directeur is in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ten aanzien van a:
De politie heeft klager de naam van een personeelslid in de mond gelegd. Klager heeft niet uit eigen beweging die naam genoemd. Klager heeft later op de afdeling echter wel de naam van dit personeelslid genoemd. Zodra een gedetineerde de naam van een
personeelslid noemt ontstaat er een bepaalde dynamiek op de afdeling. Om verder escalatie te voorkomen is de straf elders ten uitvoer gelegd.

Ten aanzien van b:
Klager is niet gehoord over de maatregel van afzondering op de LAA te Vught.

Ten aanzien van c:
Op de dagstaten van de afzonderingsafdeling wordt bijgehouden waar een gedetineerde heeft gelucht. ‘Binnenluchten’ vindt plaats in een cel met open raam, ‘buitenluchten’ vindt plaats in een normale luchtkooi. De luchtkooien voldoen aan de eisen.
Volgens
de dagstaten heeft klager, op één dag na, steeds buiten in de luchtkooien gelucht. De directeur zal foto’s van de luchtkooien toesturen aan de beroepscommissie.

3. De beoordeling
De beroepscommissie overweegt dat de wetgever geen rechtsgevolgen aan overschrijding van de in artikel 67 eerste lid, Pbw vermelde termijn heeft verbonden en een overschrijding leidt niet tot het door klager voorgestane gevolg.

Ten aanzien van a:
Op 22 maart 2011 is klager een disciplinaire straf van tien dagen opsluiting in een strafcel opgelegd wegens het aantreffen van een grote hoeveelheid softdrugs op klagers cel. Op 28 maart 2011 heeft de directeur besloten dat de disciplinaire straf ten
uitvoer dient te worden gelegd op de LAA te Vught.
De directeur heeft aangegeven dat de politie tijdens klagers verhoor zelf de naam van het betreffende personeelslid heeft genoemd. Later zou klager op de afdeling over dit personeelslid hebben gesproken. Indien een gedetineerde informatie over een in
de
inrichting werkzame medewerker verspreidt, kan de orde en de veiligheid in de inrichting, dan wel een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming in het geding komen. Uit de stukken en de toelichting van de directeur ter zitting is voor de
beroepscommissie niet aannemelijk geworden dat door klagers uitlatingen de orde en veiligheid binnen de inrichting in gevaar zijn gebracht of dreigden te worden gebracht. In het verlengde daarvan is niet aannemelijk dat de tenuitvoerlegging van de
disciplinaire straf in de inrichting op ernstige bezwaren stuitte en dat de straf in een andere inrichting moest worden ondergaan. Anders dan de beklagcommissie heeft geoordeeld gaat het dus om een beslissing van de directeur en niet van de
selectiefunctionaris en heeft de beklagcommissie klager ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard in zijn klacht. De beslissing moet dan ook als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. Klager zal alsnog ontvankelijk in het beklag worden verklaard en
het beklag zal gegrond worden verklaard. Aan klager zal een tegemoetkoming van € 10,= worden toegekend.

Ten aanzien van b:
Aan klager is op 1 april 2011 de ordemaatregel van afzondering in een afzonderingscel voor veertien dagen opgelegd. Klager is voorgedragen ter selectie naar een inrichting met een regime van beperkte gemeenschap. Nu klager medewerkers zou hebben
beschuldigd van betrokkenheid bij het binnenbrengen van drugs achtte de directeur terugkeer naar de locatie Sittard niet verantwoord en klager diende de maatregel van afzondering te ondergaan op de LAA te Vught.
Op grond van artikel 24, eerste lid, van de Pbw is de directeur bevoegd een gedetineerde in afzondering te plaatsen op de gronden genoemd in artikel 23, eerste lid. In artikel 25 van de Pbw is bepaald dat indien de tenuitvoerlegging van de afzondering
in de inrichting of afdeling waarin zij is opgelegd op ernstige bezwaren stuit zij in een andere inrichting of afdeling kan worden ondergaan. De directeur plaatst de gedetineerde in dat geval in overeenstemming met de selectiefunctionaris over. Op
grond
van artikel 57, eerste lid, onder c, van de Pbw dient een gedetineerde te worden gehoord alvorens een beslissing tot het opleggen van een ordemaatregel wordt genomen. Vaststaat dat klager niet door de directeur is gehoord voorafgaande aan de oplegging
van de ordemaatregel. Het beroep zal gegrond worden verklaard en aan klager zal een tegemoetkoming van € 40,= worden toegekend.

Ten aanzien van c:
Op grond van artikel 49, eerste lid, van de Pbw, heeft de gedetineerde, voor zover in deze van belang, recht op (onder meer) dagelijks verblijf in de buitenlucht, voor zover zijn gezondheid zich niet daartegen verzet. Dit recht geldt ook voor de
gedetineerden die beperkingen in het voor hen geldende regime opgelegd hebben gekregen. In de locatie Sittard wordt dat recht gerealiseerd in een aparte luchtruimte, waardoor contacten met andere gedetineerden worden voorkomen.

De beroepscommissie gaat bij haar beoordeling van de vraag of er sprake is van een verblijf in de buitenlucht uit van de beschrijving van de luchtruimte zoals gegeven door de directeur, in combinatie met de door hem aan de beroepscommissie overgelegde
foto’s van die luchtruimte. De oppervlakte van de luchtruimte bedraagt ongeveer 4 bij 3 meter. De luchtruimte wordt aan de achterzijde en bovenzijde begrensd door een betonnen wand/plafond. De voor- en zijkanten van de luchtruimte bestaan uit een
hekwerk met spijlen. De luchtruimte bevindt zich als het ware onder een vooruitstekend deel van het gebouw.
Ter verduidelijking van die feitelijke situatie zijn zes door de directeur overgelegde foto’s aan de uitspraak gehecht.
Behalve het hiervoor al aangehaalde artikel 49 van de Pbw betrekt de beroepscommissie bij de beoordeling ook artikel 27, eerste lid, van de European Prison Rules (al is de commissie zich er van bewust dat de European Prison Rules, evenmin als de hierna
te vermelden CPT Standards, hebben te gelden als ieder verbindende bepalingen van een in Nederland geldend verdrag): “(...) Every prisoner shall be provided with the opportunity of at least one hour of exercise every day in the open air, if the weather
permits (...)”
Verder slaat de beroepscommissie acht op artikel 48 van de zogeheten “CPT standards”: “(...) Specific mention should be made of outdoor exercise. The requirement that prisoners be allowed at least one hour of exercise in the open air every day is widely
accepted as a basis safeguard (preferably it should form a part of a broader programme of activities). The CPT wishes to emphasise that all prisoners (including those undergoing cellular confinement as a punishment) should be offered the possibility
tot
take outdoor exercise daily. It is also axiomatic that outdoor facilities should be reasonably spacious en whenever possible offer shelter from inclement weather (...)”

De beroepscommissie is van oordeel dat een verblijf in de luchtkooi in kwestie niet kan worden aangemerkt als een verblijf in de buitenlucht als bedoeld in artikel 49 van de Pbw en als bedoeld in de hiervoor aangehaalde European Prison Rules en CPT
Standards. De gedetineerden bevinden zich in de bewuste luchtkooi in wezen onder een betonnen overkapping van een gebouw, die van zodanige omvang is dat de mogelijkheid tot fysieke inspanning (“exercise”) naar het oordeel van de beroepscommissie niet
in
voldoende mate aanwezig is en waarbij van “open air” geen sprake is. Dat men aan de voorkant van de luchtkooi door de tralies heen naar buiten kan kijken doet hieraan niet af. Het beroep is derhalve gegrond. De beroepscommissie acht termen aanwezig om
aan klager een tegemoetkoming toe te kennen en stelt die vast op € 12,50.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep op alle onderdelen gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart de beklagen, voor wat betreft onderdeel a ontvankelijk en alsnog, gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming
toekomt van in totaal
€ 62,50.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en mr. A. van Waarden, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 31 mei 2012

Secretaris voorzitter

Naar boven